Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Noord]

NOORD, bijv. naamw. Het beteekent die streek des hemels, die vlak tegen het zuiden over staat: de wind is noord. Zamenstell.: noordewind. Voords als z.n., m.: den steven om den noord wenden. Om den noord varen. Van hier noordelijk: de wind liep noordelijk. Met eenen noordelijken wind uitzeilen. En liepen wij toen wat noordelijker aan. Bógaert. Den koers twee streken noordelijker nemen. Noordeling, die in het noorden woont. - Noordsch, van het noorden, dat in het noorden is: noordsche balken. Op den noortschen oceaan. Vollenh. Oneig. is het, bij Kil., stuursch, barsch, woest. Wij zeggen thands norsch. Zamenstell.: noordbeer, noordkaper, soort van walvisch, noordlijn, bij Vond. noordoost, noordoostelijk, noordoosten, noordpool, noordster, noordsvarer, (noordsvaarder) een schip, dat om den noord vaart, noordwaart, noordwest, noordwestelijk, noordwesten, noordzee, noordzijde.

Noord, bij R. Maur. nordroni, Notk. nord, angels. north, ijsl. nordur, eng. north, zw. nord, sp. norte, ital. nort, fr. nord. Zoo als gelijktijdige schrijvers verzekeren, dat Karel de Groote aan alle hemelstreken hare namen gegeven heeft, zoo wil men, dat hij ook den

[pagina 315]
[p. 315]

naam van noord uitgevonden hebbe. Misschien heeft hij deze namen slechts vernieuwd, en door zijn gezag bekragtigd. Wachter, ondertusschen, leidt dit woord van het gr. νερθε, beneden, af; Frisch van oord. Dan, daar het zuiden van de warmte (zie zieden) zijnen naam heeft, zoo is het waarschijnelijk, dat deze naam van het snuiven en snorren des noordewinds ontleend is. Bij de oude heidensche Zweden was Niord de God der winden en des waters; weshalve Karel de Groote dit woord, althands, niet kan uitgevonden hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken