Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Ontijd]

ONTIJD, z.n., m., des ontijds, of van den ontijd; meerv. ontijden. Een ongeschikte, onbekwame, onbehoorlijke tijd: een reden, die tot ontijt gheschiet. Doresl. Te ontijde, buiten tijds. Zulks dat de dood noit t'ontij de zeissen komt te slaen. Vond. Van on en tijd. Van hier: ontijdeling, eene misgeboorte. Voorts: ontijdig, dat op geenen behoorlijken, of gewonen tijd geschiedt: gij komt mij geheel ontijdig. Ontijdigh late ik niemant in. H. Schim. Dat deze vraagh ontijdigh was. Hooft. Dat zijnen tijd niet gehad heeft, om tot volkomenheid te brengen, of te geraken; in het gemee-

[pagina 541]
[p. 541]

ne leven ontijg: eene ontijdige koe, die te vroeg kalft. Die appels zijn ontijdig, niet rijp. Die veel t'ontijdigh van uw zijde werdt gescheurt. J. de Haes. Morsig, vuil: een ontijdig huis. Maar aan niet min ontijgh een dienst liet Sonoy zijn vuiligheit kennen. Hooft. Van dit ontijdig is, bij verkorting, ontijg, ontijgheid, waarvoor ook ontieg gebezigd wordt. In eenen zedelijken zin zegt Oud. de ontiegheid en zonde des levens. Voorts: ontijdelijk, ontijdigheid, ontijdiglijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken