Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O (1804-1806)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. OToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.27 MB)

Scans (450.26 MB)

ebook (6.02 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O

(1804-1806)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Overloopen]

OVERLOOPEN, onz. en bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. en onscheidb. voorz. over en loopen. Scheidb. en onzijd.: ik liep over, heb en ben overgeloopen. Naar de overzijde loopen: ik liep maar schielijk over. Ook als bedr., met eenen vierden naamval; over iets loopen: hij is de brug overgeloopen. Overvloeijen: de regenbak heeft overgeloopen. Het glas is te vol, het zal overloopen. De oogen loopen hem over, de tranen komen in zijne oogen. De perskuypen sullen van most ende olie overloopen Bybelv. Overkoken: de melk liep over. Van den eenen tot den anderen overgaan: tot den vijand overloopen. Oul. beteekende overloopen ook overschieten. Byb. 1477. Bedr. en onscheidb.: ik overliep, heb overloopen. Onder den voet loopen: hij overliep het kind. Door te sterk loopen buiten adem brengen, ongesteld maken: zich overloopen - hij had zich overloopen. Figuurl. Iemand overloopen, te dikwijls bij hem komen, hem met gedurig herhaalde bezoeken lastig vallen: ik zal hem niet ligt overloopen. Vlugtig overzien: eene rekening overloopen. Van hier overlooper, overlooping.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken