Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Passeren]

PASSEREN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik passeerde, heb, of ben, gepasseerd. Is even als meer andere werkw. van dezen basterduitgang uit het fr. ontleend, maar evenwel in onze taal reeds eenigzins gebruikelijk, en de moeder van meer andere dergelijke basterdwoorden. Eigenlijk is het, even als het fr. passer, onzijdig, en beteekent het door een pas, of doortogt, voorwaart trekken, voortgaan: wie passeert daar door de poort? Voorts is voor iets passeren zoo veel als daarvoor doorgaan, gehouden worden; en passeren doorgelaten worden, geduld worden, in de spreekw: het kan passeren, het kan er nog al door; of gebeuren, voorvallen, in de spreekw.: wat passeert er toch? In eenen bedrijvenden zin komt het woord voor in de spreekw.: den tijd passeren. Een avondje met spelen passeren, enz. Voorts zegt men ook: iemand passeren, hem voorbijgaan. De straat is zoo vol, dat men ze naauwelijks pas-

[pagina 36]
[p. 36]

seren kan. Ik passeer dat, ik stap dat over. Een verlandschrift passeren, het zelve als het ware doen voortgaan, in omloop en werking brengen. Van passeren komt passerelick, bij Kil., hoogd. passierlich, fr. passable, waar voor men thans in het Nederduitsch bij verkorting passelijk gebruikt, om iets aan te duiden, dat passeren, doorgelaten, of geduld, worden kan: hij spreekt passelijk nederduitsch. Al, wat die schrijver uitgeeft, is maar zoo passelijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken