Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Piek]

PIEK, (bij Kil. pijcke, bij Vond. pijck,) z.n., vr., der, of van de piek, meerv. pieken. Verkleinw. piekje. Een spies, of lans, waarmede de voetknechten, weleer, in den krijg gewapend waren: de ruiterij drong sterk op de pieken in. 't Is, prinzen! lust, die u de pieck doet vellen. D. Deck. Wanneer dit wapentuig van geenen langen, maar van eenen korten, steel verzien was, noemde men het eene halve piek. Voorts geeft men den naam van piek ook aan eene lange streep, die door eenig geschrijf getrokken wordt: daar zal ik maar eene piek doorhalen. En zijne piek schuren is wegloopen, in eene gemeenzame spreekmanier, welke ons eenen voetknecht voorstelt, die, terwijl hij vliedt, zijne piek met de punt achterwaart houdt, en daarmede gedurig aan het zand van den weg raakt. Van hier pijckier, pijckenier, pijckenaar, bij Kil., en het gewone piekenier. Zamenstell. piekdrager, piekstok, enz. Zie pik.

Piek, hoogd. pieke, zweed. pick, neders. peek, eng. pike, fr. pique, ital. picca, is verwant aan het eng. peak, eene punt, zweed. pigg, lat. spiculum, en het gr. werkw. πεικειν, pikken, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken