Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

[Pis]

PIS, z.n., vr., der, of van de pis; zonder meerv. Het water, dat menschen en zoogdieren uit hunne schaamdeelen lozen: de koude pis; - zoo leg vrij voor dat volk de garden in de pis. Vond. Intusschen vermijdt men het gebruik van dit woord hier te lande in beschaafde kringen, zoo veel mogelijk, evenzeer als dat van het werkw. pissen; ofschoon de welgemanierdste Franschen, ten aanzien van hun pisser in geenen deele zoo schroomvallig zijn. Van pissen en pis komen: pisachtig, pisser, pissertje, en de zamenstell.: pisbak, pisbed, pissebed, vr., zeker bloedeloos diertje, ook zeker kruid, paardenbloem - iemand, die in het bed pist, m. en vr., hij is een regte pissebed - pisblaas, pisbroek, pisbroekje, pisdoek, pisgat, pisglas, pishoek, piskijker, pislap, pisluijer, pispraat, beuzelpraat - pispot, pisseling: op dat men 't hollants bloed weer pisseling sie loopen. Paffenrood.

Pis, hoogd. pisse, eng. piss, fr. pissat, ital. piscio, piscianza, en de daaraan verwante werkwoorden, schijnen klanknabootsende.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken