Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Planten]

PLANTEN, bedr. w., gelijkvl. Ik plantte, heb geplant. Eigenlijk, jonge gewassen derwijze ergens neerzetten, dat zij daar opluiken en groeijen kunnen: boomen planten, andijvie planten, suikerriet planten. Figuurlijk, een ding, dat voor geenen wasdom vatbaar is, ergens vast in, of op de aarde plaatsen: hij heeft het Staatsche vaandel op de vijandelijke verschansingen geplant. Het geschut op den wal planten. Voorts, de beginselen van wederom geheel iets anders ergens vestigen: goede neigingen in de gemoederen der menschen planten. Paulus heeft het chistendom te Korinthe geplant. Volk planten, het welk men weleer ook moet hebben gezegd, daar men thans nog het woord volksplanting bezigt. Voorts komen van planten niet slechts planting, maar ook plantaadje, zoo als

[pagina 77]
[p. 77]

men hier en daar eenen geregelden aanleg van geboomte tot wandeldreven, en voorts een Amerikaansch landgoed noemt, dat tot planten van koffij, suiker, enz. gebezigd wordt, - planter, welken naam men bijzonderlijk aan den bezitter van eene Amerikaansche plantaadje geeft, plantsoen, eene jonge spruit van meer dan een slag van boomen, welke men afhakt, om ze te planten, en tot eenen nieuwen boom te doen opgroeijen: als de jeugdige plantsoen geen hagelbuien vreest, noch blixems, die haer treffen. Vond. - plantsoenbosch, enz.

Planten, hoogd. pflanzen, bij Notker flanzon, bij Willeram. phlanza, angels. plantan, eng. plant, fr. planter, ital. piantare, zouden, volgens Adel. niet zoo zeer van planta, plant, enz. afstammen, als wel van platz, plaats, enz.; maar hier werd hij, onzes erachtens, door zijnen heerschenden afkeer van latijnsche stamwoorden, geheel buiten het regte spoor gevoerd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken