Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Pluim]

PLUIM, z.n., vr., der, of van de pluim; meerv. pluimen. Verkleinw. pluimpje. Eene veder: zoo wie de paeuwepluim, om haeren gulden glans, stelt voor de veer der gans. D. Deck. Ik zal die zelve roode pluim uitzonderen. Vond. Het verkleinw. pluimpje beteekent ook overdragtiglijk een klein eerbewijs, eene kleine loftuiting: zij gaf hem daar een mooi pluimpje. Als ook zeker slag van kleine angelieren, van welker bloemen de bladeren in dunne vezeltjes uitloopen, die aan veren

[pagina 89]
[p. 89]

gelijken. Voorts is pluim, inde taal der jagers, de staart van een' haas; en deze beteekenis kan het woord, volgens van Hass. hebben in de zamenstell. pluimstrijken, pluimstrijker, pluimstrijkster, pluimstrijkerij, enz. Dit pluimstrijken kan eigenlijk zoo veel zijn, als streelen met een hazenstaartje, het welk de grieksche blijspelschrijver Aristophanes eenen vleijer in de handen gaf, om de tranende oogen van eenen leepen grijsaard af te vegen. Daar en tegen schreef Huijdec.: ‘pluijmstrijkers zijn, die iemand, als met een zacht pluijmken, of veerken, wat honigs om den mond smeeren.’ De overige zamenstell. zijn: pluimaluin, pluimbereider, pluimbos, pluimgedierte, pluimgraaf, pluimgras, pluimeloos, enz.. Overigens komen nog van pluim: pluimen, van veren ontblooten, en pluimaadje, veren in het algemeen, en bijzonderlijk, die tot eenen vederbos zijn zamengevoegd: verliest gij 't vendel, zoo volgt de witte pluimaadje. Hooft.

Pluim, hoogd. flaumfeder, fr., eng. plume, ital. piuma, sp. pluma, stammen allen af van het lat. pluma


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken