Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Reizen]

REIZEN, onz. w., gelijkvl. Ik reisde, heb en ben gereisd. Eigenlijk, rijden. Bijzonderlijk eenen krijgstogt te paard doen. Zie reis. In het gebruik, evenveel welken anderen togt doen: ging uijt, om na Macedonien te reijsen. Bijbelv. Duik, duik, o Geldre! en laat hem vredig heene reisen. Oudaan. Zoo neemt ook 't schip te baet al, wat het kan, in 't reizen. Vond. Te lande, te water, te scheep, te voet, te paard, reizen. Wanneer men nu de omstandigheid der reize in dezer voege, of wanneer men derzelver doel, mede uitdrukt, bezigt men bij reizen altijd het hulpwoord zijn, in de tijden, die een hulpwoord vereischen, en men zegt: ik ben met rijtuig gereisd, naar Frankrijk gereisd, enz.; maar, op zich zelf staande bedient reizen zich van het hulpwoord hebben; hebt gij veel gereisd? Als hij eenigen tijd gereisd zal hebben. Ook wordt reizen als een bedrijv. werkw., en dus met den vierden naamval gebezigd; doch alleen op de wijze der wederkeerende werkw.: zich moede reizen. Voorts is: hij gaat reizen, in de gemeenzame verkeering, zoo veel als: hij gaat sterven. Van hier reizende, dat vaak als een z.n. gebruikt wordt: De reizende magh zich op Nassaus zorgh verlaeten. Vond. Reizensgezind, reizer, afreizen, bereizen, doorreizen, heenreizen, marktreizer, overreizen, uitreizen, wegreizen, enz.

Reizen, Kil. reijsen, Hornegk reiten, hoogd. reisen, neders. resen, zweed. resa, is naauw verwant aan rijden. Zie reis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken