Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Rib]

RIB, ribbe, z.n., vr., der, of van de rib, ribbe; meerv. ribben. Verkleinw. ribbetje. Een der bogtige beenderen, die bij menschen en zoogdieren van weerskanten uit den ruggegraad voortkomen, hart en longen omringen, en de borst vormen: lange ribben, korte ribben; - daar is eene rib in zijn lijf gebroken. Tusschen de derde en vierde rib. Hooft. Godt bouwede de ribbe, die hij van Adam genomen hadde. Bijbelv. Overdragtelijk, een stuk vleesch, dat aan de ribben van een slagtbeest gegroeid is: wij aten gerookte rib. Eene dunne balk: laat dat hout tot ribben zagen. Zijn die ribben niet te zwaar voor dat dak? De kromme inhouten, die den buik van een schip vormen: de ribben kraakten van dien schok. De vezelen van kruiden, bladeren, enz.: dat koolblad heeft stevige ribben. Die gedeelten van den omtrek van zeker slag van meloenen, waaraan hetzelve den naam van geribd verschuldigd is: hoe vele ribben heeft die meloen? Spreekw.: dat stoot mij op de ribben, dat knakt mij geweldig. Dat kleeft aan de ribben, daar wordt men vet

[pagina 195]
[p. 195]

van. Dat zet wat aan de ribben, dat geeft goed voordeel. Zamenstell.: ribbestuk, kalfsrib, osserib, varkensribbetjes, enz. Voorts komt van rib nog ribbezakken, in de gemeene verkeering, voor met slaan en stooten aandrijven: men moet hem onophoudelijk ribbezakken.

Rib, hoogd. rippe, bij Rhabanus Maurus ribbi, in het wendisch rebru, zweed., ijsl. ref, eng. rib, is van eenen Noordschen oorsprong.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken