Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Roer]

ROER, z.n., onz., des roers, of van het roer; meerv. roeren. Eigenlijk, een werktuig, om te roeijen, een riem. Bijzonderlijk, een zware breede riem, waarmede men een bootje van achteren zoo wel voortroeit, als bestuurt. In het gebruik, een werktuig, 't welk aan groote, en ook aan menige kleine, vaartuigen de plaats

[pagina 221]
[p. 221]

van zulk eenen riem vervangt: dat schip luistert niet naar het roer. Werp het roer om. Toen ik op het roer leunde. Vond. Overdragtelijk, het bestuur van evenveel welke dingen: Zij zitten aan het roer van staat. Houdt in die bespringvlaeg der vijanden het roer. Vond. Spreekw.: hij is het roer van het schip, hij bestuurt alles. Hij staat zijne poos aan het roer, vervult zijnen pligt naar behooren. Als 't mijn glas was, om te staan te roere. Zeruw. Die hunne pooze te roer gestaan hebben. Hooft. Het roer houden, figuurlijk, het bestier der zaken in handen hebben: Godt, die 't roer houdt hier beneen. Moon. Het roer ligt er naar, het is er op gezet. Houd uw roer regt, pas op uwe zaak, ook, in de gemeenzame verkeering, van iemand, die beschonken is: pas op, dat gij van dronkenschap niet valt. Hij staat stijf op zijn roer, is niet ligt van zijn stuk te brengen. Het roer vasthouden, het bestuur van zaken niet verlaten. Van hier roerloos, roerpen, roertouw, enz.

Roer bij Kil. roeder, neders. roder, angels. rhoter, eng. rudder, Otfrid. ruoder, Boxhorn rhodol, pool. rudel, stamt af van roeijen, bij Kil. roeden, roeder, bij zamentrekking roer. Zie roeijen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken