Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Roof]

ROOF, z.n., m., des roofs, of van den roof; zonder meerv. Verkleinw. roofje. De daad van rooven: van roof en plundering leven. Heet op roof en moort. Vond. Den smaak des roofs weg hebbende. Hooft. Het geroofde, - buit: mits de lantvoogt het koopen van den roof verboodt. Hooft. Den roofdeelen. Dat hij nederbukke, en den roof oprape, van zijnen verslagen en vluchtenden vijant. Vollenh. Altijt even graagh en gulzig naar den roof. Vond. Hij zou een roof voor de hel van daan halen is eene gemeene spreekwijs, beteekenende: hij is zoo onversaagd, dat hij het gevaarlijkste zelfs ondernemen zou. Die in de gestaltenisse Godts zijnde,

[pagina 239]
[p. 239]

geenen roof geacht en heeft Gode even gelijk te zijn. Bijbelv. Roof op den vijand behalen. Op roof uitgaan. Figuurlijk: een roof der zonde worden, zich door haar, zonder tegenstand laten beheerschen. Van hier roofachtig, roofachtigheid. Zamenstell.: roofdier, roofgierig, begeerig naar roof - roofgierigheid, roofgoed, dat tot roof gegeven wordt: meent gij, dat het roofgoed is? - roof hoek, roof hol, roof kuil, roofnest, roofschip, roofvogel, roofziek, roofzucht. roofzuchtig, enz. Kerkroof, maagdenroof, zeeroof enz.

Roof, Notk. roub, geroube, Otfrid., giroubi, hoogd. raub, angels., reof, reaf, eng., fr. rapine, lat. rapina, pool. rabiez, wend. rop, behoort, met rooven, tot ons rapen, lat. rapere.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken