Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Rooken]

ROOKEN, onz. en bedr. w., gelijkvl. Ik rookte, heb gerookt. Onz., rook van zich geven: het rookt in de keuken, dat men uit zijne oogen niet zien kan. Dan rookt de var op 't blaakend zoenaltaar. L.D.S.P. Siet, daer was een roockende oven. Bijbelv. Rook verwekken: het volck offerde, ende roockte nogh op de hooghten. Bijbelv. Tabak rooken: rookt gij niet? Wasemen: het eten staat op de tafel te rooken. Hij werkt, dat zijn hoofd, of het hoofd hem rookt. De schoorsteen rookt, dit beteekent dikwerf: de schoorsteen laat den rook in het vertrek dringen, en vult hetzelve daarmede. Daar kan mijn schoorsteen niet van rooken is: daar kan ik geen levensonderhoud uit vinden. Het rookt er geweldig, er heerschen geweldige twisten tusschen man en vrouw.

[pagina 241]
[p. 241]

Bedrijvend, doen rooken: daar worden welriekende specerijen gerookt. Ik rook geen tabak. Rook nog een pijpje. In den rook hangen: waar rookt gij uw vleesch? Wij rooken geen spek. Zalm, elft, haring, enz. rooken. Van hier rookende, rooker, rookerij, zalmrookerij, rooking, enz. Berooken, doorrooken, uitrooken, enz.

Rooken, hoogd. rauchen, Notk. rouchen, neders. röken, vries. reeken, angels. recan, eng. reek, zweed. rijka, ijsl. riuka, is verwant aan rieken en ruiken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken