Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Ruig]

RUIG, bijv. n. en bijw., ruiger, ruigst. Met haar, wol, vederen, enz. bedekt: Esau was ruig, maar Jakob glad, van vel. Men geeft aan zeker slag van vogelen den naam van ruigvoet, omdat zij ruige pooten hebben. Die wilden keeren den ruigen kant van hunne schapenvachten des winters binnenwaarts. Figuurlijk: dat gevaarte was ruig van al de pijlen, die daarin geschoten waren. Al die distels geven aan dat land een ruig aanzien. Ergens ruig overheen loopen, eene zaak onachtzaam behandelen: men loopt er thans wat ruiger overhenen. J.D. Deck. Voorts wordt ruig dikwijls met

[pagina 253]
[p. 253]

ruw verwisseld: hij is ruig, liever ruw, in het eten, of in het spreken. Welk een ruige, liever ruwe, Apostel is dat. Zelfstandiglijk is het ruig, de ruige kant: keer het ruig naar buiten. Al, wat een ding oneffen maakt: maai dat ruig eens weg. Mijn ampt eischt, dat ik 't ruigh besnoeie en dan beschaaf. Vond. Somtijds wordt ruig ook als een bijwoord gebruikt: het is overal even ruig met onkruid bewassen. Wat vriest het ruig. Van hier ruigheid, ruigte. Zamenstell.: ruigschaaf.

Ruig, Kil. ruijgh, ruijch, ruijdigh, hoogd. rauch, Willeram. roich, Kero, ruh, Ulphil. rih, angels. rih en ruh, neders. en deen. rug, vries. roeg, eng. rough, is van eenen noordschen oorsprong, even verwant aan ruw, als het hoogd. rauch aan rauh, welk laatste in sommige oorden van Duitschland niet slechts voor ruw, maar ook voor ruig, gebezigd wordt; terwijl ruig en ruw beide, in andere oorden van Duitschland, door rauch, in het Osnabrugsche en elders door ruw, en in Engeland door rough, uitgedrukt worden. Nu beteekenen beide ook eigenlijk niets anders, dan oneffen, het tegenoverstaande van glad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken