Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Ruim]

RUIM, bijv. n., en bijw., ruimer, ruimst. Geschikt, om veel te bevatten: het ruime hemelrond. L.D.S.P. Dat is een ruim vertrek. Mijn huis is niet ruim genoeg voor mij. Is dat kleed niet al te ruim? Overdragtelijk: een ruim geweten, een geweten, dat zich niet ligt bezwaart. Ik kan het met een ruim gemoed verklaren, met een gemoed, dat daar door niet bezwaard wordt. Voorts wordt ruim in plaats van rijkelijk gebruikt: dat komt uit eene ruime beurs. Het komt daar ruim om. In plaats van onbekrompen: zij ontving eene ruime bedeeling Ik ontving eene ruime maat. In plaats van onbelemmerd: nu krijg ik de handen ruim. Gij hebt ruim spreken. Als een bijwoord: het is ruim een jaar geleden. Ik heb u die weldaad ruim vergolden. Als een zelfstandig woord: daar is veel volks in het ruim van het schip. In het ruim der Kerke. Hooft. Op het luchtig ruim der zee. Van hier ruimelijk, ruimen, ruimheid, ruimte. Zamenstell.: ruimbaan, ruimschoots, ruimschotig, ruimschotel, ruimspraak, ruimstooms, bij Camph., enz.

Ruim, Otfrid., Ulphil. rum, neders., vries. ruum, zweed. rum, hoogd. raum, eng. roomij, is van eenen noordschen oorsprong.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken