Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Rusten]

RUSTEN, onz. w., gelijkvl. Ik rustte, heb gerust. Bewegingloos zijn: eb en vloed beletten aan de zee het rusten. Dit wordt intusschen gemeenlijk door stil zijn uitgedrukt. Voorts verpoozing van beweging en albeid genieten: na gedaan werk is het goed rusten. Onbekommert wat te rusten hant aan hant. Vond. Op dat sij rusten mogen van haren arbeijt. Bijbelv. Slapen: hebt gij wel gerust? Slaept nu voort ende rustet. Bijbelv. Sterven, en in het rijk der dooden verkeeren: Haer wiert geseght, dat sij noch eenen kleijnen tijt rusten souden. Bijbelv. Van werkzaamheid ophouden: hij rust niet, voor dat hij zijnen vijand geheel ten onder heeft gebragt. Ophouden van rond te dwalen, zoo als het bijgeloof waant dat de schimmen van sommige menschen doen; Palinuur kon niet rusten, voor dat zijn lijk begraven was. Men zegt, dat zij niet rusten kan, omdat men hare laatste bedingen onvervuld laat. Ergens op steunen: hij rust op

[pagina 266]
[p. 266]

zijnen staf. Dat huis rust op hechte grondslagen. Bestendig in of op iets verblijven: de toorn rust in den boesem der dwasen. Bijbelv. Zij rust op hen, die zijn bevel betrachten. L.D.S.P. Rustend beteekende oulings ook gerust: Ende si quamen te Lais ten rustende volke. Bijbelv. 1477. In eenen bedrijvenden zin, voor laten rusten: hij rust de moede leden in de uitgeholde rots. Vond. Nog zegt men rust uw hoofd maar; ook oulings: die in 't minnen wil de waarheijt weten, die ruste sijn hooft en blijve in muijten. Const. der minn. Van hier rust, rustelick, bij Kil., rustig, gerust, enz. Zamenstell.: rustbank, rustbed, rustdag, rustplaats, rustpunt, rusttijd, rustuur, enz. Berusten, uitrusten, enz.

Rusten, Kero, kirestan, Isid. chirestin, eng. rest, vries. resten, hoogd. rasten, gr. ῥαςωνευειν, is van onzekeren oorsprong.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken