Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Ruw]

RUW, bijv. n. en bijw., ruwer, ruwst. Eigenlijk, oneffen van oppervlakte, met puntige of andere verhevenheden bezet, het tegenoverstaande van glad, even als ruig, dat eigenlijk slechts een en hetzelfde woord is. Zie ruig.

 
Men sal oeck nemen, dat seg ic u,
 
Calver vellen, ende die ru;
 
Daer salmen naijen inne
 
Een deel mannen, als ic versinne,
 
En sullen doer dit wout gaen
 
Ghelijc Calver enz. Seghel.

Dit zou namelijk geschieden, met oogmerk, om den vijand diets te maken, dat er nog genoeg voorraad van vleesch voor de belegerden was. In het gebruik, onbewerkt, ongeslepen: er wordt veel ruwe wol uit Spanje naar Engeland gevoerd. Een ruwe diamant heeft niets bevalligs. Die weg is zeer ruw en moeijelijk. Hij heeft een ruw vel. Ongebleekt: ruw garen, ruw linnen. Ongeverwd: ruwe zijde. Onaangenaam, van weder, en dergelijke dingen, gesproken: die luchtstreek is mij al te ruw. Wat is dat ruw weder! Van gedrag en taal, onbeschaafd, ongemanierd, onzedelijk: zijne uitdrukkingen zijn ruw en plomp. Het is een ruw mensch, een ruwe Apostel. Hij is ruw in het eten. In dezen zin wordt het ook als een bijw. gebruikt: hij leeft daar ruw mede. Ook als zelfstandig: in het ruwe. Van hier ruwelijk, ruwheid. Zamenstell.: ruwharig,

[pagina 268]
[p. 268]

ruwlokkig, ruwsmid, ruwwerker. enz. Zie ruid en ruidig.

Ruw, Kil. rouw, roud, eng. rough, nederf. rug, ruwe, rowe, angels. reoh, hoogd. rauh, en roh, bij de onde zwabische dichters ruh, kan niet slechts aan ruw, maar ook aan raauw, verwant schijnen. Zie intusschen raauw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken