Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Sabbat]

SABBAT, z., n., m., des Sabbats of van den Sabbat; zonder meerv. De rustdag der Joden, zijnde de zevende der week, van het Hebreeuwsche woord שכת, rusten. Men vindt dit woord bij schrijvers van gezag niet dan mannel. gebruikt, waarschijnlijk, omdat het woord dag daar onder verstaan werd: die den heiligen Sabbat breekt. Vond. Den Sabbat hebben wij met ontucht staêg ontwijd. De Decker. Sommige Christenen hebben het woord overgenomen, om er den eersten dag der week, tot de openbare Godsdienstoefeningen en verpoozing van den arbeid geschikt, mede te beteekenen. Even overdragtelijk wordt hetzelve wel eens gebruikt, om in een' Godsdienstigen stijl eenen onbepaalden tijd van rust, of bevrijding van moeite en smart, aan te duiden. Zamenstell.: Sabbatdag, Sabbatjaar, bij de Israelieten ieder zevende jaar, wanneer alle velden moesten braak liggen, enz., een rustjaar; voorts Sabbatschender, Sabbatsreis, eene bepaalde lengte van weg, welke de Joden, tegen de bedoeling der wet van Mozes, waanden op eenen Sabbat te mogen afleggen; Sab-

[pagina 275]
[p. 275]

batsvrouw, eene onjoodsche vrouw, bij de hedendaagsche Joden gebruikt wordende, om op den Sabbat hen te bedienen. Bij Notkerus heet de Sabbat der Joden firrotak, firtag, viroo, d.i. vierdag; in het Angels. Sabbathum en restedaeg, d.i. rustdag, hetwelk ook bij ons in gebruik is. Oul. zeide men voor sabbat ook zaturdag: en is deze mensche van Gode, die de zaterdach niet en viert. Leven J.C. Want het is des heren saterdach. Bijb. 1477. Bij de overneming van het oorspronkelijke woord, laten wij de eindletter h achter, even gelijk de schrijvers van het N.V. in hun σάββατον, σάββατα.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken