Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 305]
[p. 305]

[Schans]

SCHANS, z.n., vr., der, of van de schans, meerv. schansen. In de vestingbouwkunde, elke verschansing, in de gedaante van een' vier- vijf- of zeshoek; ital. scanso, eng. sconce, zweed. skans, pool. szanc, hoogd. schanze. Men greep de schans rijsbank aan. Hooft. Eene schans opwerpen. Er ligt weinig volk in de schans. Zamenstell: aardschans - schansgraver, schanskorven, met aarde gevulde korven, waarachter men zich voor het geschut des vijands verbergt, enz. Ook noemt men een' wal om de stad, een' stadswal, de schans, vooral in Amsterdam: zij wonen achter de schans. Van hier het spreekw.: oude paarden jaagt men achter de schans, als men van iemand geen' dienst meer kan hebben, acht men hem niet. Ook is schans een scheepswoord, beteekenende de sterkte van de stuurplegt. Van hier het zamengestelde schanskleeden, zijnde kleeden, welke men, ter meerdere beveiliging voor de vijandelijke kogels, aan de schans spant. Schanslooper, een zeemanskapot; ook een ruime dikke jas, dien de krijgslieden ter beschuttinge tegen koude en regen aandoen, wanneer zij de wacht op de schans hebben. Nog beteekent schanslooper een oud, slecht paard, dat achter de schans loopt - een knol. En schansloopster wordt in den zin van legerhoer gebezigd. Van dit schans is het w.w. schansen, eene schans opwerpen; ook opstapelen, zoo als Hooft het gebruikt: en schansten bergh op bergh aan hemelhooge kusten; en verschansen. Zie verschansen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken