Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Schijnen]

SCHIJNEN, onz. w., ongelijkvl. Ik scheen, heb geschenen. Lichten, een helder licht van zich geven: de maan, de zon schijnt. De maan schijnt helder. De zon schijnt door het glas. Laat uw licht schijnen voor de menschen, handelt openlijk. Bijbelv. Ik mag wel zien, dat de zon in 't water schijnt, ik wil anderen in hun genoegen en vermaak niet hinderlijk zijn, noch hen daarover berispen; spreekw. Ook van de sterren, den bliksem, enz: want gelijck deblicksem schijnt tot het westen. Bijbelv. Figuurl., zich laten aanzien: hij schijnt een eerlijk man te zijn. De zon schijnt ons klein te zijn, en is echter zeer groot. Het is wat anders iets te schijnen, en wat anders iets te zijn. Hij wil geleerd schijnen. Ieder oogenblik scheen mij een dag. Als een onpersoonlijk werkw: het schijnt, dat het zal regenen. Het schijnt mij zoo niet. Naar dat het schijnt, bevindt zij zich thans beter. Van hier schijning, schijnsel. Zamenst: afschijnen, beschijnen, doorschijnen, verschijnen enz. -

In de eerste beteekenis luidt dit schijnen reeds bij Kero, Otfrid. en anderen scheinan, skinan, bij Ulphil. skeinan, neders. schinen, hoogd. scheinen, eng. to shine, zweed. skina. Ons schoon, het gr. σχημα, lat. scintilla, ital. sembiare, sembrare, en anderen meer zijn daarmede ten naauwste verwant.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken