Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Schikken]

SCHIKKEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik schikte, heb en ben geschikt. In orde brengen, voegen: ik zal het alles wel schikken, in orde leggen. Ik weet niet, hoe ik het schikken zal. Sij schicken hare pijlen op de peze. Bijbelv. God schikt alles naar zijn welbehagen. - Wij zullen het wel schikken, wel eens worden. Zich wel schikken, zich wel gedragen. Zich naar eene zaak schikken, voegen: ik schikte mij naar de plaats hebbende omstandigheden. Alles zal zich wel schikken. Zich om de tafel schikken. Zich tot werken schikken. Het weer schikt zich tot regenen, het dreigt te regenen. Hij begint zich tot deugd te schikken, begint deugdzaam te worden. Zich schikken, zich gereed

[pagina 342]
[p. 342]

maken: schickt u om uwen Godt te ontmoeten. Bijbelv. Zenden; morgen zal ik mijn' knecht naar die plaats schikken. De brief, dien gij aen ons geschickt hebt. Bijbelv. Onzijdig, met hebben, voortschuiven, plaats maken: Zij was zoo onbeleefd, dat zij niet wildeschikken. Schik een weinig, als 't u belieft. Zorgen, maken: schikt, dat gij gedachtig zijt. Krul. Met zijn, gelukken, gevonden worden: het begint te schikken. Het is geschikt. Zamenstell: aanschikken, bijschikken, omschikken, opschikken, toeschikken enz. Van hier schikker, schikking - schikkelijk, net, ordelijk, toegevend - schikkelijkheid, enz.

Hoogd. schicken, zweed. skicka.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken