Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Slang]

SLANG, z.n., vr., der, of van de slang; meerv. slangen. Verkleinw. slangetje. Een bekend slag van kruipend gedierte: vol slangen, ongedierte en draecken. Vond. Die de verkleumde slang in den boezem stooft. Hooft. Ende hem beet eene slange. Bijbelv. Overdragtelijk, is slangetje een voetzoeker; en slang een langwerpig stuk geschut: de slangen dragen verder dan ander geschut. Deze beteekenis heeft het woord ook in slangstuk en veldslang. Eene gekronkelde pijp, waarvan men zich in het distilleren bedient: die slang schijnt te lekken. De buis van eene brandspuit: het water berst aan alle kanten uit de slang. In den Bijbelstijl beteekent de oude slang den duivel. Spreekw.: er schuilt eene slang in het gras. Zie schuilen. Eene slang in den boezem koesteren, iemand weldoen, door wien men verraden worden zal. Zich even als eene slang in allerlei bogten wringen, allerlei maatregelen tot zijne redding, of bevordering van zijne oogmerken, nemen. Zamenstell.: slangachtig, slangenaard, slangebalg, slangebeet, slangeboom, slangenei, slangeneter, slangegif, slangehaar, slangehoofd, slangenhout, slangehuid, slangekop, slangekruid, slangemond, slangenoog, slangepoeijer, slangepruik, slangestaart, slangesteek, slangesteen, slangestok, slangetand, slangetong, slangevel, slangevet, slangewortel, slanghagedis, slangstuk, slangswijze, slang-

[pagina 458]
[p. 458]

visch, enz. Aardslang, boschslang, brandslang, hoornslang, houtslang, landslang, paradijsslang, ratelslang, veldslang, waterslang, woudslang, zeeslang, enz.

Slang, hoogd. schlange, schijnt verwant aan slank, of aan slink, of aan slingen, slingeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken