Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Spelen]

SPELEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik speelde, heb gespeeld. Eigenlijk, zich vlug en luchtig bewegen, zoo als de oogen van iemand, die rondom zich blikt: zijne oogen speelden op haar, waarhenen zij ook ging. Of als een kleed, dat iemand om het lijf wappert: haar sluijer speelt rondom de leden. Langendijk. Of als de stralen der zon in eeu kabbelend beekje: daer zonne-

[pagina 558]
[p. 558]

strael in speelt. Vond. Gelijck in een rivier de roode morgenson komt spelen met haer vier. Heinsius. Zulk eene beweging maken, om zich te verlustigen: krijg me, krijg me, spelen. De kinderen speelden blindemannetje. Daerom spelen alle de dieren des velts aldaer. Bijbelv. Zich op eene andere wijze verlustigen: met poppen spelen. Het kleintje begint reeds lief te spelen. Sult gij met hem spelen, gelijck met een vogelken. Bijbelv. Overdragtelijk: de wind speelt met zijnen sluijer. Met den Godsdienst spelen. Hij speelt met de heiligste eeden. In al deze spreekwijzen is spelen onzijdig, even als in de volgende uitdrukkingen nopens muzijkverlustigingen: op het orgel, op de viool spelen. Zij zong, en hij speelde daaronder op de fluit, op het klavier; maar het wordt bedrijvend in: de viool, de fluit, het klavier, enz. spelen, dat is, bespelen. Een zangstuk spelen, enz.; ook zonder lidwoord: biljard, citer, fluit, harp, kaart, viool spelen. Als mede in: allerlei potsen spelen; iemand eene pots spelen, bankeroet spelen; spelen een schouwspel, Kil.; eene rol spelen; de hoofdrol spelen; en in de overdragtelijke spreekwijzen: hij speelt daarin de hoofdrol, de voornaamste rol, eene schitterende rol, enz.; zij speelt hare rol heel slecht; den baas spelen, de beest spelen, enz.; spelen den sot, spelen de ghilde, spelen den edelman, bij Kil. Voorts bezigt men spelen ook bedrijvend wegens verlustigingen, waarbij men om eer, of geld, wedijvert: eenige spelen op het dambord, of op het schaakbord, spelen; piket spelen; trente un, vingt un, whist spelen. Wat hebt gij gespeeld? Ik speelde schoppenboer, om hem het aas te doen spelen, dat is, opspelen. Maar spelen schijnt wederom onzijdig te worden, als men zegt: ik speel niet, maar pas. Om geld spelen, grof spelen, valsch spelen; en het wordt wederkeerig in: zich rijk, arm, moede, enz. spelen. Voorts wordt eene klok gezegd te spelen, voor dat zij slaat, als een daaraan verbonden speelwerk zich hooren laat; het geschut, als het afgestoken wordt; de natuur, als zij haren gewonen gang verlaat; verschillende dieren, wanneer zij paren; wijn, als hij in het glas borrelt, of het gehemelte kittelt. Iemand speelt met zijn leven, enz., als hij hetzelve in de waagschaal stelt. Men speelt met zijne woorden, als men daaraan oneigenlijke betee-

[pagina 559]
[p. 559]

kenissen geeft, enz. Iemands woorden spelen ergens op, als zij met eenen wenk daarheen terug zien. Dat speelt mij in gedachten, of voor den geest, komt mij telkens te binnen. Men speelt iemand iets in, of uit, de handen, als men het hem op eene onmerkbare wijze in, of uit, de handen brengt. Van hier gespeel, speelachtig, speelsch, speelster, spel, speler, speling, enz. Zamenstell.: speelavond, speelbaan, speelbal, speelbord, speeldag, speelgeld, speelgenoot, speelgevecht, speelgoed, speelhof, Kil. - speelhondje, speelhuis, speeljagt, speelkind, bastaard, van spelen, paren, als de dieren, - speelknecht, speelmakker, speelman, speelmeisje, speelnoot, speelpartij, speelplaats, speelpop, speelreis, speelschijven, speeltafel, speeltooneel, speeltijd, speeltuig, speeltuin, speeluur, speeluurwerk, speelvogel, een speelzieke jongen, Kil., speelvriend, speelvriendin, speelwagentje, speelwerk, speelziek, speelziekte, speelzucht, speelzuchtig, spelemeijen, spelevaren, enz. Aanspelen, afspelen, bespelen, bijspelen, doorspelen, inspelen, naspelen, ontspelen, opspelen, overspelen, toespelen, uitspelen, verspelen, voorspelen, enz.

Spelen, vries. spielje, hoogd. spielen, zweed. spela, holl. ook wel eens speulen, schijnt zijne eigenlijke beteekenis van eene vlugge en luchtige beweging aan zijnen klank verschuldigd. Ons spelen, hoogd. spielen, en gr. ψαλλειν, zijn oorspronkelijk dezelfde woorden, waarin slechts eene anastrophe van ps in sp plaats heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken