Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Spugen]

SPUGEN, bedr. en onz. w., ongelijkvl. Ik spoog, heb gespogen. Allerlei dingen uit den mond opgeven, en met eenig geweld uitwerpen: hij spoog den laauwen drank weder in het glas. Onzijdig is het in het spreekwoord: spugende kinderen, dijende kinderen, kinderen, die gestadig zog uit den mond opgeven, groeijen doorgaans voorspoedig. Intusschen beteekent het zoo onzijdig doorgaans speeksel uitwerpen: kunt gij niet rooken zonder gestaag te spugen? Doe spogen sij in sijn aengesichte. Bijbelv. Van hier, of van het oude spogen, dat het eigenlijke stamwoord van spoog en gespogen schijnt, spog. Zamenstell.: bespu-

[pagina 604]
[p. 604]

gen, inspugen, opspugen, overspugen, uitspugen, wegspugen, enz.

Spugen, hoogd. spuchen, spucken, spützen, speijen en spöwen, neders. spijen, vries. spuijen, angels. spiwan, spittan, spaetan en spaetlan, gr. φυττειν, πillustratieυειν, en σπειειν, lat. spuere en sputare, eng. spit, spew, spue, en spawl, ijsl. spija, zweed. spij, en spotta, Kero. spian, Ottfrid. spean, spiwan, Ulphil. spiwan, Kil. spouwen, spijen, spijghen en spicken, is evenveel, als spouwen, en spuwen, en als het oude speken, van waar spekel, en speeksel; en al deze woorden zijn hunne beteekenis aan hunnen klank verschuldigd. In Noordholland zegt men nog spijen, waarvan, als de jonge kinderen veel overgeven: spijers zijn bedijers.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken