Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 751]
[p. 751]

[Strik]

STRIK, z.n., m., des striks, of van den strik; meerv. strikken. Verkleinw. strikje. Eene koord, aan welker eene einde een oogje geknoopt of vastgehecht is, waardoor men het andere einde derwijze steekt, dat een gedeelte van die koord eenen ronden of langwerpigen kring beschrijft, die door aanhaling van het laatstgemelde einde der koord, verkleind, of vernietigd, worden kan, en, wanneer dit einde ergens vast gemaakt is, zich zelve verkleint en vernietigt, als er aan het andere einde getrokken wordt: de vogel geraakte met den eenen poot in den uitgespannen strik; en hoe meet hij daa aan trok, hoe naauwer de strik zich sloot. De Koningin knoopt eenen strik aen den balk. Vond. Meermalen evenveel als strop: die strik en stroppen draait. Vond. Eene leis, waaraan men jagthonden gekoppeld houdt: de honden poogden zich van den strik los te rukken. Een lint, dat in den vorm van eenen of meer strikken zamengehecht is: zijn hoed prijkte met eenen zwarten strik. Zij was met allerlei linten en strikken opgeschikt. Een juweelen versiersel in den vorm van eenen of meer strikken: op des Konings hoed schitterde een diamanten strik, waaruit zich een kostelijke pluim verhief. Figuurlijk, een middel, om iemand te verstrikken: men spande mij allerlei strikken, listen en lagen. Uit 's vijands loos verborgen strikken. L.D.S.P. Ende si wederom ontwa en mogten uit den strik des Duijvels. Bijbelv. Van hier strikken, enz. Zamenstell.: striklis, striksnoer, enz. Valstrik, voetstrik, vogelstrik, enz.

Strik, hoogd. strick, Tatian. stricu, Notk. strigh, Winsbek. strik, zweed. strek, schijnt verwant aan het lat. trica, en het laatste gedeelte van het ital. intrico, intrigo, en het fr. en eng. intrigue.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken