Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Stroo]

STROO, z.n., o., van het stroo; meerv. strooijen. Verkleinw. strootje. Halmen van uitgedorscht koren: bind het stroo in bossen. Ende de leeuw sal stroo eten, als een runt. Bijbelv. De deugd ligt uitgestrekt op 't stroij. D. Deck. Dorre halmen van andere veldvruchten: het stroo moet van de erwtrijzen afgehaald worden. Wij zullen veel stroo, en weinig boonen, hebben. Spreekw. op stroo liggen, een lijk zijn, dat reeds op stroo is afgelegd. Iemand geen stroo in den weg leggen, hem geene de minste hindernis toebrengen. Geen stroo voor iemand uit den weg leggen, hem in niets behulpzaam zijn. Zich aan geen stroo laten binden; zoo lang er touw te bekomen is, zich in geene zaken van weinig gewigt laten bepalen. Hij

[pagina 755]
[p. 755]

laat zich aan een stroo binden, hij laat zich met een stroo trekken, hij laat zich niet lang, of sterk, verzoeken. Over een haverstroo twisten, over dingen van weinig aanbelang krakeelen Het is een mannetje van stroo, een zwak mannetje, dat weinig tegenweer kan bieden. Verhuizen kost bedstroo, veroorzaakt anders onnoodige uitgaven. Ik kan er geen stroo breed, de breedte van een stroo, van missen. Van hier strooachtig, strooijen, bijv. n., zamenstell.: strooband, stroobed, stroobokking, stroobos, strooboter, stroobundel, stroodak, stroodek, stroogeel, stroohalm, stroohoed, stroohuisje, stroohut, strooknoop, stroolid, stroopijp, stroowisch, stroozak, enz. Bedstroo, boonenstroo, dakstroo, erwtestroo, haverstroo, wikkenstroo, enz.

Stroo, hoogd., Notk. stroh, vries. strie, angels. streow, streu, eng. straw, zweed. stra, ital. strame, lat. stramen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken