Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S (1807-1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. SToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.95 MB)

Scans (14.34 MB)

ebook (5.36 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. P-R. S

(1807-1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Stuk]

STUK, z.n., o., des stuks, of van het stuk; meerv. stukken. Verkleinw. stukje. Eigenlijk, een deel van eenig stoffelijk ding: hij sneed alles aan stukken en brokken. Breek het niet aan, of in stukken! Het glas valt in honderd duizend stukken. Een stuk brood, een stukje papier. Een deel van een boek: hij geeft zijn werk bij stukken uit. Bijzonderlijk, een kleiner onderdeel van een grooter boekdeel: het staat op de derde bladzijde des tweeden stuks van het eerste deel. Voorts zegt men ook: eene fluit van zes stukken. Het mondstuk, enz. Een goed stuk weegs. En van onstoffelijke dingen: toen hij aan dat stuk van zijne rede gekomen was. Alles van stuk tot stuk ontleden. Een bijzonder ding, zoo als het, van andere soortgelijke dingen afgescheiden, op zich zelf bestaat: een stuk vleesch. Daar is uw stuk, uwe boterham. Een stuk lands, een stuk gouds, een drie gulden stuk, een stuk van achten. Is dat stuk wel gangbaar? Een stuk gelds is somwijlen eene geldsom: hij bood hem een braas stuk gelds, een mooi stuivertje. Een stuk laken, linnen, stof, enz. is zoo veel, als men in de winkels aan een stuk, niet vaneen gesneden, of gescheiden, vindt. Een stuk wijn is zoo veel, als er gezamenlijk in een van de grootste wijnvaten gaat: hij kocht zes stukken wijn van mij. Daarentegen is een wijnstuk, of stuk, een vat, waarin zoo veel wijn gaat: er zijn hoepels van dat stuk gesprongen. Een stuk geschut, of ook kortelijk, een

[pagina 767]
[p. 767]

stuk, is een der bijzondere vuurmonden van een schip, eene batterij, enz.: de stukken werden naar de wallen gesleept. Hij voert een schip van tachtig stukken, of stukken geschut. De stukken van een schaakbord zijn de poppetjes, waarmede men daarop speelt. Eveneens wordt een muzijkstuk, een schilderstuk, een tooneelstuk, een werkstuk, ook een stuk genoemd: dat stuk werd meesterlijk uitgevoerd. Hoe veel kost u dat schoone stuk? Er wordt heden avond een fraai stuk gespeeld. Het stuk was verbrodt. Hooft. Insgelijks geeft men den naam van stuk aan evenveel welk bedrijf: het is een stout stuk, een stout bestaan. Deze beteekenis heerscht voorts in de zamenstell.: boevenstuk, dievenstuk, meesterstuk, enz. De zaak, welke iemand behandelt, draagt den naam van stuk, in de spreekw.: hij verstaat zijn stuk zeer wel. Op zijn stuk letten. Zijn stuk aanbinden. Van zijn stuk geraken. Iemand van zijn stuk brengen. Voet bij het stuk zetten, is, zich bij het voorgenomene onderwerp bepalen. Voet bij het stuk houden, is, zich op den duur aan het behandelde onderwerp verbinden. Maar stijf op zijn stuk staan, of blijven staan, is zijn opzet halstarrig doordrijven. Eindelijk zijn stukken bewijs- of berigt- schriften: dat zal bij de stukken blijken. Hij had al zijne stukken en bescheiden bij zich; en bezigt men stuk voor evenveel welk bijzonder ding in de spreekw.: een stuk of drie, een stuk vier, vijf, zes stuks, zeven stuks, vier stuivers het stuk, enz. Een oolijk stuk vleesch, is, een ondeugend mensch. Een stuk hoers, is, bij Kil. eene hoer, een stuk boefs, en een stuk schelms, een deugeniet; gelijk als men hedendaags ook nog wel eens boertende: een stuk van eenen bakker, enz. voor eenen bakker, enz. bezigt. Stuk beteekent in het kaartspel, den heer en de vrouw van troef. Zamenstell.: stukgoederen, goederen, die in afzonderlijke pakken, kisten, enz. begrepen zijn, stukswijze, bij stukken, stukwerk, werk, dat bij stukken afgeleverd wordt, enz. Bilstuk, een stuk vleesch, dat uit de billen van een rund gesneden is, bloemstuk, een deel van eenen tuin, dat tot een bloemperk aangelegd is, bruidstuk, een stuk gelds, of ander geschenk, dat men van eene bruid ontvangt, gruwelstuk, een gruwelijk bedrijf, heldenstuk, eene heldhaftige daad, hoofdstuk, een voornaam onderdeel van een geschrift, knie-

[pagina 768]
[p. 768]

stuk, kunststuk, leerstuk, nierstuk, paterstuk, proefstuk, pronkstuk, puikstuk, ribstuk, schaakstuk, schoorsteenstuk, staartstuk, steenstuk, veldstuk, voetstuk, vraagstuk, wonderstuk, enz.

Stuk, Notk. stucchiu, Strijk. stuck, hoogd. stück, vries. stik, angels. sticce, zweed. stijcke, pool. sztuka.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken