Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Tap]

TAP, z.n., m., des taps, of van den tap; meerv. tappen. Verkleinw. tapje. De daad van tappen: hij verkoopt zijn bier bij den tap, van tijd tot tijd daarvan tappende. Het vat ligt op den tap, er wordt van tijd tot tijd daaruit getapt. Ik wist gaarne, of de wijn wat zal kunnen duren op den tap. Hooft. Een werktuig, om te tappen, zoo als een stop, een deuvik, of eene kraan: daar stak een tap in het vat. Uit overeenkomst van gedaante met eenen deuvik, die in een vat steekt, en ten halve daaruit komt, de zoogenoemde vaar van eene schroef, en de cilindervormige uitstekken aan weerskanten van een stuk geschut, waaraan hetzelve in het affuit hangt: de pannen van het affuit zijn te klein voor de tappen van dat stuk. Voorts is het tapje het lelletje achter de tong, aan den ingang der keel: men noemt de huig ook wel eens het tapje. En dezen naam draagt eindelijk een kroegje: hij houdt een tapje. Spreekw.: een tapje is de laatste nering, als men zich in geen ander bedrijf staande houden kan, gaat men een

[pagina 28]
[p. 28]

kroegje houden. Spreekw. de zeug is met den tap gaan loopen, het is met de tapperij gedaan. Hij betert zich, als scharrebier op den tap, hij verergert dagelijks. Zamenstell.: tapgat, taphuis, tappan, tapsleutel, kraansleutel, taptoe.

Tap, fr. tapon, zweed. tapp, angels. taeppa, neders. tappe, hoogd. zapfen, opperd. zapf, boh. czep, ital. zaffo, schijnt ons afkomstig van tappen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken