Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Tuig]

TUIG, z.n., o., des tuigs, of van het tuig; meerv. tuigen. Verkleinw. tuigje. Dit woord komt van tuigen, trekken, verwant aan teugen, tiegen, tijgen, togen en toogen. Het is, eigenlijk, de vereeniging van riemen en koorden, waarmede een paard, of ander dier, toegerust wordt, om iets voort te trekken: hang het paard zijn tuig om. De tuigen waren even fraai, als al het overige. Het harde osseleere tuigh. Vond. Voorts evenveel welke andere toestel, om iets te verrigten; of te vervaardigen: mijn tuig is ongeschikt tot dat werk. Bijzonderlijk, geschut, en al wat daarbij behoort: van Lokren die bezorght het tuigh des blixemspels. Vond. En daar eene verzameling van lang gebruikt gereedschap dikwijls veel onbruikbaars bevat, heeft tuig voorts ook de beteekenis van slecht goed, prullen: het is maar tuig van goed. Wat doet gij met al dat tuig? Overdragtelijk, is, tuig van volk, slecht gespuis. Intusschen komt van tuig, toestel, toerusting, tuigen, toerusten, en van hier wederom getuig, dat evenveel als tuig beteekent: 't gouden ghetuijch hebben sij de peerden omme ghewonden. B. Houwaert. Eurijalus nam 't getuich met goude doppen. Westerb. Bij Kil. heeft het ook de beteekenis van opschik, versiersel. Inzonderheid werd het oul. voor zilveren en gouden versierselen gebezigd: de Meijsjes van de vecht hadden heur tuijchje te wongderlijck eschuurt. Breder. Nog draagt een zilveren of gouden ketting met een schaar en naaldenkoker, den naam van tuig of tuigje: hij heeft voor zijn Meisje een zilveren tuig gekocht. Zamenstell.: tuighuis, tuighuismeester, tuigkamer, tuigmeester, tuigwagen, enz. Barbierstuig, blaastuig, foltertuig, kemeltuig, keukentuig, krijgstuig, legertuig, marteltuig, nartuig, oorlogstuig, ossentuig, paardentuig, rijtuig, schiettuig, schrijftuig, scheepstuig, snaartuig, speeltuig, stormtuig, takeltuig, timmertuig, vaartuig, veldtuig, voertuig, werktuig, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken