Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Tusschen]

TUSSCHEN, voorzetsel van tijd en plaats, dat eene beweging naar, of een verblijf in, de middelruimte, welke twee dingen van elkanderen scheidt, aanduidt. Daer en is maer als een schrede tusschen mij ende tusschen de doot. Bijbelv. De ribben van een rif, die tusschen beide laten een ruimen buik. Vond. Het gebeurde tusschen Paschen en Pinksteren. Tusschen mijn veertigste en vijftigste jaar kwam mij dat alles over. Er viel tusschen beide iets voor. Hier is tusschen beide, in de tijdruimte, waardoor twee voorgemelde tijdstippen vaneen gescheiden worden; of, onbepaaldelijk, tusschen de gebeurtenissen, waarvan gesproken wordt. Dezelfde uitdrukking heeft eld[er]s de bijzonde-

[pagina 218]
[p. 218]

re beteekenis van middelmatig: heeft hij u wel behandeld? zoo wat tusschen beide. Voorts is tusschen beide spreken, zich als bemiddelaar gedragen. Tusschen beide komen, is, zich derwijze in eenige zaak mengen, dat men daaraan eene andere plooi geve, of den loop daarvan zelfs geheel stuite: als er maar niets tusschen beide komt. Tusschen twee strijdende partijen vliegen. Iets tusschen duim en vinger nemen. Ook voegt men door, henen, in, uit, en weg, bij tusschen: ik ging er tusschen door. Baan u een pad daar tusschen henen. Wij drongen er tusschen in. Het sprong er tusschen uit. Hoe kom ik hier tusschen weg? Dit voorzetsel behoort tot die gene, die oulings den tweeden naamval bij zich hadden, en, zegt men nog hedendaags tusschen deks, tusschen dijks, en tusschen tijds, zie deze woorden, en de Inleiding, bladz. 185. Voorts is tusschen u en mij, en tusschen ons, buiten kennis van anderen: het blijft tusschen u en mij. Tusschen ons gesproken. Tusschen geel en groen, is, zoo naar het gele, als naar het groene, trekkende. Tusschen licht en donker, is, in de avond- of morgen-schemering. Tusschen mal en dwaas, is, in de gemeenzame verkeering, min of meer ontsteld van hersenen: hij is niet gek, maar zoo wat tusschen mal en dwaas. Tusschen de bedrijven, is, eigenlijk, tusschen de bijzondere afdeelingen van een tooneelspel, maar voorts ook tusschen evenveel welke andere dingen: het eerste geregt werd afgenomen, en wij dronken eens tusschen de bedrijven. Tusschen twee, of meer, dingen kiezen, is, zijne keuze op een daarvan vestigen. Tusschen twee vuren geraken, is, figuurlijk, van weerskanten benaauwd, en aangevallen, worden. Tusschen twee stoelen in de asch gaan zitten, is, figuurlijk, door eene besluitelooze verwaarloozing van het goede, dat zich van weerskanten aanbiedt, in ongelegenheid gebragt worden. Eindelijk komen van tusschen de voegwoorden intusschen, en ondertusschen, en eene reeks van andere zamenstellingen met zelfstandige naamwoorden; gelijk ook eenige weinige met werkwoorden.

Tusschen, vries. tusken, neders. tüschen, twusken, oudd. zuschin, hoogd. zwischen, Notk. zewisken, Tatian. zuisgene, Willer. zuischon, zwab. dicht. entzwischent, komt ongetwijfeld van twee, hoogd.

[pagina 219]
[p. 219]

zwei; zoo als te meer daaruit blijkt, dat het in het angels. betweonan, betwijnan, en in het eng. between luidt. Het is dus eigenlijk in het midden van twee dingen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken