Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Uitzetten]

UITZETTEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik zettede uit, heb uitgezet. Van uit en zetten. Bedr., uit een schip zetten: gij moet het aan die herberg uitzetten. Van menschen gesproken, uit een schip laten gaan: wilt gij mij op halfweg uitzetten. Uit evenveel welk ander ding zetten: ik had al, wat zij noodig hebben kon, voor haar uitgezet. Maak niet, dat men u uit het huis uitzette. Uiteen zetten: iedereen begint zijne waren uit te zetten. Uitbreiden: hij zet zijne landpalen al meer en meer uit. Schildwachten, posten, enz. uitzetten, is dezelve tot zijne beveiliging op eenigen afstand van zich plaatsen. Eene schatting over iets uitzetten, is, hetzelve daarmede belasten. Geld uitzetten, is, hetzelve aan anderen op renten geven. Wtsetten den sone, is, bij Kil. hem aan zich zelven overgeven, en daarbij van eenen uitzet voorzien. Onz., is uitzetten, uitdijen: het deeg begint wakker uit te zetten. Van een mensch gesproken, zwaarlijvig worden: zij begint uit te zetten. Uitbuigen, uitwijken: de muur zet vreesselijk uit. Van hier uitzet, uitzetting, uitzetsel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken