Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Vinden]

VINDEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik vond, heb gevonden. Oulings ook vinnen. Iets, dat men zoekt, ontwaar worden: sij salse soecken, maer niet vinden. Bijbelv. Raest en streeft, om u te vinden. Vond. Ick en weet niet, in wat gaten, oft hoecken, dat ick hem sal vinden. v. Ghist. Ik weet geene woorden te vinden, om mijne dankbaarheid te uiten. Iets, dat men niet gezocht heeft, aantreffen: men vond hem toevallig onder de dooden. Die het laat, zoo als hij 't vindt, wordt met alle regt bemind. Hoe kan men arger vinnen. Vlaerd. redenr. Daer en wert geen plaetse voor haer gevonden. Bijbelv. En wat voor onder-

[pagina 347]
[p. 347]

scheijd is tusschen die te vinnen. Weseerb. In schoonheidt d'allerschoonst die'r zijn te vinnen. Hooft. Iets, dat aan niemand toebehoort, aantreffen, en in eigendom bekomen: een schat in den acker verborgen, welcken een mensche gevonden hebbende. Bijbelv. Het is, als of ik het gevonden had, zegt men van dingen, die men gemakkelijk verkrijgt. Van hier de beteekenis van vonder in strandvonder. In zulken, of zulken, toestand aantreffen: hij quam tot de discipelen, ende vontse slapende. Bijbelv. Toen zij zich wees en sonder vader vont. Vond. Als ghij in uw gemoed u selven vindt vermaeckt. Westerb. Aantreffen, over het algemeen: men vindt overal goede en kwade menschen. Soo lang men kruikjes vind te Teilingen op 't hof. Oudaan. Bevinden: ik vind mij daaronder getroost. Hij vond zich daartoe buiten staat. Dit hebbe ick gevonden, seijt de Prediker. Bijbelv. Oock vondt men wel, dat sij in rotsen diep gecloven woonden vrij. v. Mand. Achten, schatten, oordeelen: ik vind haar niet leelijk. Voorts vond hij oorberlijck. Westerb. Ik vind zeer qualijk, dat gij 's avonds zoo laat te huis koomt. Halma. Deze beteekenis oefent vinden ook in goedvinden. Zie goed. Voorts beduidt het naspeuren, onderzoeken: vinden ende wijsen het oordeel. Kil. Doet, wat uwe hant vinden sal. Bijbelv. Van hier dat vinder zoo veel als onderzoeker beteekent, in offervinder, bij Vond.; en in vinders van de vogelen, vinders van de visch, bij v. Hass. En van hier ook de beteekenis van vinderij, in: noch zijnder twee vinderijen van den vleeschhuijse. v. Hass. Ook wordt vinden wel eens met uitvinden verwisseld: hij weet aanstonds een voorwendsel te vinden. Ik kan het facit niet vinden. Het met iemand vinden is hem te vreden stellen: ik zal het wel met u vinden. Iemand vinden is soms hem straffen: ik zal u vinden, dat verzeker ik u! Uwe rechterhant sal uwe haters vinden. Bijbelv. Uw hand zal straks hen vinden. L.D.S.P. Zich laten vinden is zich te vreden laten stellen, of, van zaken, zich laten schikken: het zal zich wel laten vinden. Die sich niet nae den tijd laet vinden. Westerb. Zich ergens laten vinden is, zich daar vervoegen: ik zal mij daar in tijds laten vinden. Bij iemand troost, gunst, genade, enz. en, in den Statenbij-

[pagina 348]
[p. 348]

bel, het voor zijn aangezigt, in zijne oogen, enz. vinden, is zulks van hem bekomen: gij zult weinig troost bij hem vinden. Op dat ick genade vinde in uwe oogen. Bijbelv. Ergens vermaak in vinden is het daaruit scheppen: vindt gij vermaak in lediggang? Eindelijk is zich vinden gevonden worden: daer vindt sich in mijne hant het vierendeel eens silveren sikels. Bijbelv. Van hier vinder, vinderij, vinding, vindster, vond, vonder. Zamenstell.: bevind, bevinden, uitvinden, enz.

Vinden, vinnen, neders. finnen, finden, hoogd. finden, deen. finde, eng. find, angels., Kero. findan, Ottfrid. fintan, zweed. finna, vries. fine, oud. fr. finer, lat. fendere, in offendere, is verwant aan finden, zoeken bij Ottfrid., en finthan, weten, bij Ulphilas.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken