Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Vleijen]

VLEIJEN, bedr. w., gelijkvl. Ik vleide, heb gevleid. Kil. ook vleijden. Met woorden streelen, flikflooijen: zij vleit hem om 't genot. Halma. Een man, die sijnen naesten vleijt, spreijdt een net uijt. Bijbelv. Hun gladde mond, hun lippen, vleiden God. L.D.S.P. Meijnen, dat geen trouw met vleijen kan bestaan. Westerb. Zoo vleit le Blon met mont en aengenaeme lippen. Vond. En vleit en mint uit al zijn harte. Moon. Wederkeeriglijk, streelende verwachtingen voeden: zich met eene ijdele hoop vleijen. Ik vleide mij, dat het zoo erg niet afloopen zou. Zich gerust stellen: hij vleijt sich selven in sijne oogen. Bijbelv. Voorts is iemand vleijen ook wel eens, hem schooner afschilderen, dan hij is: zijn schilder heeft hem gevleid. Een spiegel, die niet vleit, is een, waarin men niet schooner schijnt, dan men is. Van hier gevlei, vleijer, vleijerij, vleijing, vleister. Zamenstell.: vleijdbaerd, vleijdbaerden, vleijdsteerten, bij Kil. - vleitaal, vleizucht, enz.

Vleijen, hoogd. flehen, Kero flehan, zweed. flekra, neders. floüken en flojen, bij ons flooijen, in flikflooijen, is, even als fleemen, zijne beteekenis verschuldigd aan den klank der twee eerste letters, die iets zachts en streelends aanduiden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken