Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Vooruit]

VOORUIT, bijw. en voorzetsel. Van voor en uit. Als bijw., op eenigen afstand voor iemand, of iets, uit, hetzelve al verder en verder achter zich latende: zij scharrelde vooruit. De ander Discipel liep vooruit, snelder, dan Petrus. Bijbelv. Vooruit rijden, dat intusschen ook voorwaarts henen gerigt aanduidt, in tegenoverstelling van achteruit rijden: waarom liet gij haar niet vooruit rijden? Voorwaarts henen: vooruit loopen, schieten, zien, enz. Op eenigen afstand voor iets henen: hij ging vooruit. Zoo liep ik vast vooruit, de wredaert achteraen. Vond. Uit het voorste gedeelte van eenig ding: het viel vooruit. Hij kwam eens vooruit kijken. Als daarentegen het ding uitgedrukt wordt, is, uit een voorzetsel, en moet het van voor afgescheiden blijven:

[pagina 475]
[p. 475]

hij keek voor uit het huis. Ja, zoo is het ook gelegen met er voor uit, enz. Voorts beteekent vooruit genoegzaam evenveel, als vooraf, wanneer het tot tijd betrokken wordt: ik zag het reeds vooruit. Wij vooruit na het schip gegaen zijnde. Bijbelv. Vooruit betalen, is, voor den eigenlijken tijd der betaling. Vooruit geven, maken, krijgen, hebben, enz., is, als voordeel; zie voordeel. Vooruit gaan, is, vorderen: die zaak gaat niet vooruit. Het gaat met hem niet vooruit, niet voordeelig. Vooruit loopen, is, voorbarig te werk gaan. Iemand vooruit loopen, is, eigenlijk, voor hem uit loopen. Overdragtelijk, zonder afwachting, of in achtneming, van hem, te werk gaan: gij loopt den regter vooruit. Zamenstell.: vooruitmaking, vooruitzigt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken