Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Vrij]

VRIJ, bijv. n. en bijw., vrijer, vrijst. Vrank, onbedwongen, van ligchamelijke dingen, in geene beweging gehinderd: toen ik den mantel achter over sloeg, werd mijn regter arm vrij. Hij wordt op vrije voeten gesteld. Het ontzwachtelde kind bewoog zich vrij. Van de beweging van ligchamelijke en stoffelijke dingen, ongehinderd, ongestoord: het puin opgeruimd zijnde, kreeg men eenen vrijen toegang tot het gene staande gebleven was. Het water kreeg eenen vrijen loop; welken loop men ook aan onstoffelijke dingen toekent, wanneer zij ongehinderd voortgaan: ik geef aan mijne gedachten eenen vrijen loop. Voorts is vrij niet ingesloten, onbeperkt: gij hebt daar een vrij uitzigt. Ik begaf mij in de vrije lucht. Op zich zelf, door geene andere dingen aangeroerd: het huis staat geheel vrij. De balk ligt niet vrij genoeg. Ik zit gaarne vrij en ruim. Overdragtelijk, van dieren, aan geen bedwang van menschen onderworpen: zoo dra de vogel wederom vrij werd. Wie heeft den woutesel vrij henen gesonden? Bijbelv. Van andere dingen, aan geenen souverein, of heer en meester, in eigendom toebehoorende: eene vrije rijksstad. Daarin en is noch dienstbare (slaaf), noch vrije. Bijbelv. Voor geene schulden verbonden: dat goed is nog vrij en onbezwaard. Aan niemands heerschappij onderworpen: eene vrije republiek. So sult ghij waerlijck vrij zijn. Bijbelv. De Rijn geschapen was, om vrij te zijn. Vond. Door geene afhankelijkheid aan iemand verbonden: mijn hart is niet meer vrij. Daer ick van allen vrij was. Bijbelv. Voor dat zij zich verloofde, toen zij nog vrij was. Is uw knecht tegen Mei vrij? Door geene bezigheden belemmerd: ik heb den ganschen dag geen vrij half uur. Door geene verpligting bezwaard: so zijn dan de sonen vrij, van didrachmen op te brengen. Bijbelv. Er behoort niemand vrij te zijn. Aan geene straf onderworpen: de krijgsknecht plunderde en roofde vrij. Wat kost u die vrije jagt? Aan geene betaling van huur, enz. onder-

[pagina 502]
[p. 502]

hevig: vrije landerijen. Eene vrije woning, vrij vuur en licht. Van menigerlei andere bezwaren ontheven: de vrije Jaarmarkt. Ik kreeg er den vrijen toegang. Ik heb hier eene vrije kamer. Ik wenschte vrijer te kunnen zitten. Aan geenen geweldigen overlast onderhevig: de wegen zijn niet vrij. Wanneer wordt de Zee eens weder vrij? Hij ging vrij uit en in. Vrij en vrank. Vrij schip, vrij goed, de groote stelregel, dien Engeland aan anderen steeds betwist. Door geenen zedelijken dwang verhinderd, om dit of dat te doen: in hoe ver is de mensch in zijn doen en laten vrij? Hij heeft eenen vrijen wil. Wat magt vermag de vrije tong te toomen. L.D.S.P. Gij hebt eene vrije keus. Ik mag het vrij doen. Op geene slaafsche wijze aan regelen van kunst verbonden: de meeste stukken van Kotzebue zijn al te vrij. Eene vrije vertaling, of navolging, is het tegenoverstaande van eene letterlijke. Vrij denken, spreken, enz. is onbevooroordeeld. Voorts is vrij spreken, iemand vrij aanzien, vrij met iemand omgaan, vrij te werk gaan, enz., zonder schroomvolle bedremmeling. Vrij spreken, handelen, enz. is ook wel eens het zelfde, als al te vrij, stoutelijk, met veronachtzaming van welvoegelijkheid en goede zeden. In dezen zin nadert de beteekenis van vrij, angels. freah, freoh, aan die van het hoogd. frech, vrek, waaraan Adelung het hoogd. frei verwant acht, en waarvan frank, vrank, hem schijnt aftestammen. Voorts is vrij, zonder bedenking, zonder schroom, vrijelijk: doe het vrij! Laetze vrij in 't werken met mij strijden. Vond. Het beantwoordt aan het eng. verij, in: vrij veel, vrij duur. Is vrij genoeg voor mij te doen. Cats.; en aan voorwaar, in: 't en is ook vrij geen wonder. H. de Groot. - Vrij van iets, is, daardoor niet bezwaard: vrij van lasten, schulden enz. Ontslagen van verdriet, en vrij van zorge en kommer. Vond. Daartoe niet verpligt: van dien arbeid ben ik vrij. Indien de man gestorven is, so is sij vrij van de wet. Bijbelv. Daarvoor niet blootgesteld: daar waren wij vrij van de kogels en bomben. Het is hier niet vrij van rook. Deze beteekenis heeft vrij ook in schootvrij, enz. In andere zamenstellingen heeft het wederom andere beteekenissen, die straks ontwikkeld worden zullen. Eindelijk, zijn

[pagina 503]
[p. 503]

vrije kunsten, die oulings enkel door vrije lieden beoefend werden, en bezigt men vrije kunst voor tooverij, en beteekent vrij bij Kil. ook mild, goedgeefs. Van hier vrijden, vrijdom, vrije, vrijelijk, vrijen, enz., vrijheid. Zamenstell.: vrijaf, vrijambt, welken titel men aan meer dan een district van Zwitserland plagt te geven. - Vrijblijven, vrijborst, vrijborstig, vrijbrief, vrijbuit, enz. vrijburger, vrijdenker, vrijdinger, vrijdobbelen, vrijeling (libertus bij Hooft), vrijgeboren, vrijgeest, vrijhartig, vrijheer, vrijhof, vrijhouden, vrijjaar, vrijkomen, vrijkoopen, enz. - vrijlaten, vrijleen, vrijloopen, vrijmaken, vrijman, vrijmoedig, vrijmondig, vrijpleiten, vrijpostig, vrijschool, vrijspraak, vrijspreken, enz. - vrijstaan, vrijstellen, vrijuit, vrijvaren, vrijvechten, vrijverklaren, vrijvrouw, vrijwaren, vrijwillig, enz. Gastvrij, lastvrij, onvrij, schootvrij, schuldvrij, tolvrij, vogelvrij, zorgvrij, enz.

Vrij, hoogd. frei. Ulphil. frija, Kero fri, frig, zwitserl. frijg, angels. frig, freoh en freah, neders. frij, en oulings frig, deen., zweed. fri, eng. free, is een zeer oud woord, van 't welk de Phrijgiers, volgens Hesijchius, hunnen naam βρινες ontleenden; verwant aan vrek en vrank.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken