Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V (1810)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. VToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.31 MB)

Scans (477.69 MB)

ebook (6.03 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. T-U. V

(1810)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Vrucht]

VRUCHT, z.n., vr., der, of van de vrucht; meerv. vruchten. Een eetbaar voortbrengsel van verschillende plantgewassen, zoo als boomvruchten, peulvruchten, veldvruchten, of koren, enz.: hoe schotiger erwtstroo, hoe minder vrucht. Wie plant eenen wijngaert, ende en eet niet van sijne vrucht? Bijbelv. Het uitheemsch schuim d'inlandsche vruchten maeit. Vond. Een levend voort-

[pagina 520]
[p. 520]

brengsel van dieren: 't sal de vrucht uwer beesten, ende de vrucht uwes lants, opeten. Bijbelv.; en van menschen: gelast van de moeder om de vrucht te verdoen. Hooft. Liever haere vrucht toestaen, dan die met den zwaerde laten deelen. Vond. Slaen een swangere vrouwe, dat haer de vrucht afgaat. Bijbelv. De opbrengst, de uitwerking, het gevolg, van evenveel welk ding: zoo lang hij leeft, geniet hij de vruchten van dat goed. Dat zijn de gewone vruchten van een goed gedrag. De vrucht des geests is liefde, blijdschap, vrede Bijbelv. Bijzonderlijk, voordeel, baat: ik zal er weinig vrucht van trekken. Dat kan geen vrucht doen, Halma; of nadeelig gevolg: de heillooze vruchten van twist en tweedracht. Van hier vruchtbaar, vruchteloos, vruchten. Zamenstell.: vruchtbeginsel, vruchtboom, vruchtgebruik, vruchtknop, enz. Aardvrucht, boomvrucht, herfstvrucht, navrucht, plukvrucht, tuinvrucht, veldvrucht, wintervrucht, zomervrucht, enz.

Vrucht, hoogd. frucht, deen. frugt, zweed. frukt, pool. frukta, walach. phruttu, alban. phriut, wallis ffrwijth, eng., fr. fruit, Tatian. fruht, lat. fructus, fruges, is verwant aan het zweed. frö, goth. fraif, ijsl. friof, lat. frumentum, zaad, koren, en aan het hebr. פרי, vrucht. Het stamwoord schijnt het oude beren, lat. ferre, dragen, voortbrengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken