Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Wasschen]

WASSCHEN, bedr. w., ongelijkvl. Ik wiesch, heb gewasschen. Al wrijvende, en kletsende, door middel van water zuiveren: zij houdt veel van wasschen en plasschen. Sij wiesschen hare kleederen. Bijbelv. Ook in ander vocht op dezelfde wijze bewegen: hij wascht

[pagina 40]
[p. 40]

sijn kleet in den wijn. Bijbelv. Evenveel hoe door middel van water zuiveren: zich wasschen en baden. Hi was bezweet en zeer verhit, en wilde wasschen sine lede. M. Stok. Hij wascht de handen rein, om aen den disch te treen. Vond. De handen in onschuld wasschen, is, zijne onschuld betuigen: ik wasch, aan u verpand, in onschuld mijne hand. L.D.S.P. Bekend is de uitdrukking van: in bloed wasschen: dwelc ghi ghewasschen hebt van sinen sonden in u bloet reene. A. Bijns. De handen in iemands bloed wasschen, hem vermoorden. Voorts is wasschen met behulp van water schiften en zuiveren: de graankoopers wasschen het koren. En men bezigt het werkw. wasschen wegens eene bijzondere manier van teekenen: het is met Oostindische inkt gewasschen. Spreekw.: ik zal dat varken wel wasschen, die beslommerde zaak wel volvoeren. Iemand wasschen, of iemand het hoofd wasschen, hem doorstrijken. Als de eene hand de andere wascht, zijn zij beide schoon, als men elkanderen voorthelpt, bevoordeelt men zich onderling. Van hier gewasch, wasch, enz. - waschster, wasscher, wasscherij, wassching. Zamenstell.: waschbank, waschbekken, waschblouwel, Kil. - waschdag, waschdoek, waschhuis, waschketel, waschkeuken, waschkuip, waschmeid, waschtobbe, waschvat, waschvrouw, waschwater, enz. Afwasschen, bewasschen, doorwasschen, herwasschen, uitwasschen, verwasschen, voortwasschen, wegwasschen, enz.

Wasschen, hoogd. waschen, neders. wasken, zweed. vaska, Kero. uuasken, Tatian. uuasgan, Ottfrid. uuasganne, eng. wasch, ontleent van zijnen klank zijne beteekenis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken