Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Week]

WEEK, bijv. n. en bijw., weeker, weekst. Al wat niet hard is, en voor eenen onderganen druk wijkt, zonder zijnen zamenhang te verliezen: week brood, weeke boter, weeke eijeren, week hout, week ijs, enz. Week koken, is, zoo koken, dat het week worde, of blijve: gij kookt het al te week. Overdragtelijk is een week hart, dat ligt getroffen wordt, en voor evenveel welke indrukken vatbaar is: u herte en worde niet weeck, en vreest niet, nochte en beeft niet. Bijbelv. Iemand, of iemands hart, week maken, is, hem met aandoeningen vervullen: wat doet ghij, dat ghij weent, ende mijn herte weeck maeckt! Bijbelv. Week van gestel, is, onbestand tegen ongemak: hij is heel week van gestel. Een week gestel, is, een vertroeteld. In het onz. geslacht is week, als z.n., het weekste gedeelte van een ding: het week van het brood. In 't week van den buik. Hooft. Van hier weekachtig, weekelijk, weeken, weekheid, weekjes, weekigheid. Kil. Zamenstell.: weekbakken, weekbeenig, weekdarm, weekhartig, weekhoevig, weekmoedig, zie weemoed, enz.

Week, Kil. ook weijck, hoogd., Isid., Ottfrid. weich, zweed. vek, vries. wek, angels. wac, schijnt verwant aan zwak en wak, eene weeke plek in het ijs.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken