Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Weg]

WEG, z.n., m., des wegs, of weegs, en van den weg; meerv. wegen. Verkleinw. wegje. De streek, langs welken een ding zich beweegt, of bewogen wordt: de vogel nam eenen anderen weg, dan ik vermoed had. Ontmoet eene dwaalster een ander hemelligchaam op haren weg. Dezelfde beteekenis heerscht in de spreekwijzen: in den weg zijn, staan, liggen, en leggen, die overdragtelijk wegens hindernissen gebezigd worden: nu zijn de rocken in den weegh. Huijghens. Voorts is weg eene streek van den aardbodem, langs welke men zich gevoegelijk van de eene plaats naar de andere begeven kan: ik ontmoette hem op den weg. De weg loopt langs dat dorp. Den bequaamsten wegh missen. Hooft. Datze eenen langen wegh bewandelt. Vond. De wech soude voor u te veel zijn. Bijbelv. De weg van een ding, is, die gene, welke daar langs, of daar door, loopt, of welke daar henen leidt: de weg van den Haag. Ik ga den weg van Gouda. Om te bewaren den wech van den boom des levens. Bijbelv. Op weg gaan, zich op weg begeven, is, eenigen togt aanvangen. Onder weg, beteekent, terwijl men op weg is: onder weg schoot het mij in den zin. Oulings ook over weg: die in bedevaerden nae Rome treckende over wech gestorven zijn. Aldegond. Op weg zijn, is, op reis. Op den weg, op het pad, langs 't welk men reist: mijn paard viel op den weg neder. Over den weg, is, aan de andere zijde van den weg: hij woont over den weg. Met iemand over weg kunnen, is, genoegelijk met hem omgaan kunnen. Uit den weg gaan, is, eenen omweg nemen. Voor iemand uit den weg gaan, beduidt, eigenlijk, of oneigenlijk, voor hem wijken: hij wou geenen voet voor

[pagina 91]
[p. 91]

mij uit den weg gaan. Zijns weegs gaan beduidt, zich van menschen, of zaken, waarbij men zich bevond, verwijderen: stuiven elck zijns weeghs. Vond. Zijnen weg vervolgen, is, daarop voortgaan. Een end weegs gaan, is, eenig gedeelte van eenen weg ten einde gaan. Overdragtelijk, is, den weg van alle vleesch gaan, sterven, dat elders dus omschreven wordt: den wegh, van aenbegin, ons allen voorgeschreven, den sterfwegh trede ik in. de Deck. Op den regten weg zijn, is, zich wel gedragen. Van den regten weg afdwalen, verkeerde wegen inslaan, enz. anders handelen, dan men moest. Iemand den regten weg wijzen, hem daarop brengen, terug brengen, enz., hem tot eene gepaste handelwijze vermanen en noopen. De regte, de beste, weg tot eenig ding, beteekent, de geschiktste middelen daartoe. Ook wel eens de weg van zulk een ding: den weg der zaligheid betreden. Anders is de weg van een ding, eene daarmede strookende handelwijze: betreed den weg der deugd. Den weg van regten inslaan. De weg van een mensch, is, zijn gedrag, of zijn lot: let op het einde van uwen weg! Mijn weg is vol van duisternis. De wegen der voorzienigheid zijn hare schikkingen. Gods wegen zijn intusschen ook wel eens het zedelijk gedrag, dat hij voorschrijft: wil mij, o God! uw rechte wegen leeren. L.D.S.P. Eindelijk is allerwegen, aan alle kanten, alomme: men vindt het allerwegen. Van hier wegen, Kil. Zamenstell.: weegbree, wegdistel, wegedoorn, wegenschender, enz. weggeld, weggras, wegkant, wegkorting, weglage. Kil., wegscheiding, wegschouw, wegschouwen, wegschouwer, wegvaardig, wegvaart, Kil., wegwijzer, wegzijde, enz. Achterweg, binnenweg, buitenweg, doolweg, dwaalweg, heerenweg, kleiweg, kruisweg, landweg, melkweg, middelweg, modderweg, omweg, onweg, rijweg, scheidweg, trekweg, voorweg, wagenweg, zandweg, zondenweg, zonneweg, enz.

Weg, hoogd., Ottfrid. ook weg, Ulphil. wigs, lat. via, eng. waij, vries. wei, zweed. väg, angels. waeg, ijsl. vegur, komt van het tusschenwerpsel weg.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken