Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Werk]

WERK, z.n., o., des werks, of van het werk; meerv. werken. Verkleinw. werkje. Gewrocht: uw goedheid is verspreid op al uw werken. L.D.S.P. Dat dit werk gewrocht is van de zienlijke hant Godts. Hooft. Inzonderheid een gebouw: het gansche werk staat op palen. Een dijk, een wal, eene verschansing: op het nieuwe werk buiten Rotterdam. De werken van Nijmegen. Er waren verscheidene werken voor het leger aangelegd. Een kunstig zamenstel van dingen, die een geheel uitmaken: het werk van uw horlogie deugt niet. Het oude werk werd uit het orgel genomen. De wijze, waarop iets gemaakt is: dat zilver is gansch anders van werk. Als het werk van den rant eenes bekers. Bijbelv. Al wat aan eenig bijzonder ding te doen is: toen zij het werk gedaan had, sloot zij de kamer. Alsoo wert het werck der pilaren volmaeckt. Bijbelv. Een geschrift van eenigen omvang: het wordt een geheel werk, dat gij daar schrijft. De celletjes, die de bijen in hunne korven maken: zoo als de nijvere bijen haar werk met honig vullen. Een bedrijf, eene daad: iemand niet naar zijne woorden, maar naar zijne werken, beoordeelen. Een werk van liefde en barmhartigheid. Ziet dat werk eens aangaan. Brandt. Wij stonden dat goede werk aan te zien. Arbeid, moeite: het kost mij veel werks. Hij dacht, dat er minder werk aan was. Ik heb er een huis vol werks aan. Aan het werk tijgen, is, aan den arbeid gaan. Iemand te werk stellen, is, hem gelegenheid tot arbeid verschaffen, anders ook hem werk geven. Iets te werk stellen, is, daarmede werkzaam zijn, of worden: stelt bloetdorstigh, fel, en boos, zijn aert te werk aen 't vee. Vond. Iets in het werk stellen, is, hetzelve tot dadelijkheid brengen. Bij de werken zijn, is, in gereedheid, of bij de hand: er was geene tang bij de werken. In plaats hiervan vordert Hoogstrat. bij den werke,

[pagina 158]
[p. 158]

zoo als men bij Hooft vindt: was daatlijk bij den werke Goodevaart Monteus. Brandt schrijft: dat de vloot met den dag bij de werk zou trachten te weezen. Maar het eerstgemelde is en wordt, volgens ten kate, het eenige, dat deugt, ontleend van de opzieners over groote werken, die gestaag daarbij moeten zijn, om telkens met raad en daad toe te schieten. Ergens werk van maken, is zorg en vlijt daaraan besteden: hij maakt veel werk van haar. Men maakt er weinig werk van lezen. Gheen werck maecken van eenigh dinck. Kil. Zoo, of zoo, ergens mede te werk gaan, is, daarmede zoo of zoo handelen: lang ging ik zacht te werk. Vond. Hij gaet met hooveerdige verbolgentheijt te wercke. Bijbelv. Hoe kunt gij zoo te werk gaan, is, zoo onstuimig handelen. Het is geen werk voor iemand, of van iemand, het valt hem te zwaar, het gaat zijne krachten of vermogens te boven. Spreekw.: het werk loont zijnen meester, het vergaat iemand naar zijn gedrag. Er is werk aan den winkel, het is er druk. Van hier werkachtig, werkelijk, werkeloos, werken, enz. Werkzaam. Zamenstell.: werkdadig, werkheilig, werkstellig, werkverbond, werkwoord, enz. Aardewerk, akkerwerk, avondwerk, beeldwerk, bergwerk, binnenwerk, beuzelwerk, bloemwerk, boerenwerk, bolwerk, bontwerk, borduurwerk, breidwerk, broddelwerk, buitenwerk, dagwerk, draadwerk, draaiwerk, draalwerk, futselwerk, graveerwerk, guitenwerk, handwerk, heiwerk, heksenwerk, horenwerk, houtwerk, huiswerk, ijzerwerk, kantwerk, kettingwerk, keukenwerk, kinderwerk, knoeiwerk, koperwerk, kranswerk, kroonwerk, kunstwerk, lakwerk, lapwerk, latwerk, lijstwerk, loofwerk, meesterwerk, memoriewerk, metselwerk, molenwerk, morgenwerk, muurwerk, naaiwerk, naaldewerk, nachtwerk, paalwerk, poppenwerk, pronkwerk, prulwerk, puikwerk, radwerk, reukwerk, reuzenwerk, roosterwerk, schilderwerk, schrijnwerk, slenderwerk, slingerwerk, speldewerk, tapijtwerk, touwwerk, traliewerk, treuzelwerk, uurwerk, vuurwerk, weerwerk, winterwerk, wonderwerk, zilverwerk, zomerwerk, enz.

Werk, hoogd., Ottfrid. ook werk, Kero werach, Willer. wercho, angels. weorc, eng. work, vries. wurk, schijnt aan het gr. ᾽εϱγον, hebr. ארו, verwant,

[pagina 159]
[p. 159]

komt misschien van weren, en beteekent bij Ottfrid. ook eene zaak, een ding.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken