Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Wezen]

WEZEN, z.n., o., des wezens, of van het wezen; meerv. wezens. Eigenlijk de onbepaalde wijs van wezen. Het zijn, het bestaan: wie schonk u wezen en bestaan? Die van d'oceaen weleer uw wesen hebt ontvaen. D. Jonktijs. In wezen zijn, is bestaan genieten: al wat in wezen is. Voor de formeloose mass des grooten alls in wesen was. D. Deck. Nog in wezen zijn, is, nog leven: is uw vader nog in wezen? of nog in zijnen vorm gebleven zijn: dat gasthuis is niet meer in wezen, maar in eene fabrijk veranderd. Kinderen laten het gene men hun geeft niet lang in wezen. Voorts is wezen dat gene, 't welk een ding van alle anderen onderscheidt, en het tot zulk een ding maakt, als het is: in het wezen der zaak. Gelijk een dochter uit den aert in wezen en

[pagina 176]
[p. 176]

natuur. Vond., bij wien men elders eenigzins anders leest: dat dit niet een koeij in 't wezen waer. God is een in wezen. Onderscheid den schijn van het wezen. Bij Kil. ook wesenheijd, hoogd. wesenheit. Het gelaat: 't vaderlijcke kroost straelt levende uit uw wezen. Vond. En kan dat zedigh wezen uw harte niet belezen. D. Deck. Het wesen des aensichts. Kil. Een bestaand ding, eene zelfstandigheid: het opperste wezen. Bemint terstont een ongelichaemt wesen. Vond. Aandoening, gevoel: hij heeft er geen wezen van. Deze beteekenis heerscht ook in leedwezen, en deelt aan wezenlijk en wezenloos, eene bijzondere kracht mede. Daarentegen heeft wezen in financiewezen, krijgswezen, postwezen, enz. den zin van al, wat tot een ding behoort. Van hier wezenheid, wezenlijk, wezenloos, enz. Zamenstell.: aanwezen, afwezen, bijwezen, financiewezen, jagtwezen, krijgswezen, leedwezen, opperwezen, postwezen, schoolwezen, voorwezen, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken