Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Wijf]

WIJF, z.n., o., des wijfs, of van het wijf; meerv. wijven. Verkleinw. wijfje. Een mensch van het vrouwelijk geslacht, dat den naam van meisje, of dien van jonge dochter, ontwassen is: man ende wijf schiep hijse. Bijbelv. Doen mans en wijven verdronken moesten blijven. A. Bijns. Dit wijf hilt in haer rechter hant boucken. Boeth. Het oude wijf haeste zich met haere stramme beenen. Vond. Een wijf zadtter, die wt haer schoot noten craecte. E. de Deene. In deze voorbeelden slaat die en haer op de kunne van het mensch, dat door wijf aangeduid wordt, en niet op het geslacht van dit woord. En men bezigt insgelijks vrouwelijke voornaamwoorden achter wijf, als het bijzonderlijk eene getrouwde vrouw aanduidt: sijn wijf Lutgaert, die hi lief had ende waert. M. Stok. Loths wijf, die wederom sagh. Mat. der Sond. Het radelooze wijf broeit moort in haer gepeinzen. D. Deck. Toen 't wijf vrij was, gaat ze uitstel zoeken. Hooft; die daarentegen elders schrijft: 't overfors wijf, tot bewijs dat het niet om zijn kindren gaf, voor: dat zij niet om hare kinderen gaf. Inmiddels is ten aanzien van dit woord voorts nog be-

[pagina 185]
[p. 185]

denkelijk, of hetzelve voor een vrouwelijk wezen, dat daarmede begroet wordt, ook iets beleedigends insluit, uit hoofde waarvan men doorgaans liever vrouw bezigt. Nu kent dit laatste aan haar, die men daarmede bestempelt, evenveel gezag toe, als meester, of heer, aan den man, dien men dus noemt; zie vrouw. En wijf is enkel een vrouwelijk wezen, dat niet jeugdig meer is, of iemands echtgenoote. Dit blijkt uit M. Stoke, daar hij schrijft: hi, en vrouwe Gheve, sijn wijf. Sijn wijf, vrouwe Peternelle enz. Daar wijf dus in zijnen oorsprong zoo vereerend niet is, als vrouw, geeft men in onze beleefde dagen dezen laatsten naam bij voorkeur aan een wijf, waaraan men eenigen eerbied bewijzen wil. Daarentegen bevat het verkleinw. wijfje iets liefkozends, of minzaams: wel wijfje, hoe gaat het? Hoor eens, wijfje lief! En men geeft aan dieren van het vrouwelijk geslacht steeds den naam van wijfje: het wijfje treurde zich om den dood van het mannetje dood. Van het vee, dat niet reijn en is, twee, het manneken ende sijn wijlken. Bijbelv. Voorts geeft men aan het vrouwelijk geslacht van dieren, die daarvoor geenen onderscheidenden naam hebben, hunnen algemeenen naam in vereeniging met den tweeden naamval van wijfje, of vormt men de benamingen van wijfjesarend, wijfjesvos, enz. Den tweeden naamval van wijf voegt men achter goed, in: hij is goed wijfs. Eindelijk draagt het grootste slag van stokvisschen den naam van oud wijf, eng. oldwife, fr. vieille, Linn. vetula, en geeft men dezen naam aan eenen man van een vrouwelijk karakter: het is een oud wijf van eenen karel. De spreekwijze: er blijft geen oud wijf bij het spinnewiel, beteekent, al wat leeft, komt op de been, om het een, of ander, te zien of bij te wonen. Van hier wijfachtig, wijflick, Kil., wijfsch, wijveloos, wijven, werkw., wijverij en tweewijverij, veelwijverij, enz. Zamenstell.: wijvenbeul, wijvenklopper, wijvenpraat, wijvensmijter, enz. Appelwijf, groentwijf, melkwijf, vischwijf, enz.

Wijf, neders. wief, vries. wiev, angels. wife, zweed. vif, oudd. wip, wib, hoogd. weib, is verwant aan het schotsche oiwe, ovi, voedster, voedsel aanbrengend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken