Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 194]
[p. 194]

[Wijs]

WIJS, bijv. n. en bijw., wijzer, wijst. Eigenlijk, veel wetend, geleerd, in evenveel welk ding bedreven: allerleij wijse lieden in allerlei werck. Bijbelv. Die staegh, om wijs te sijn, sijn in de ploegh gespannen. Westerb. Te lang, te kort, te wijs, te dom. Vond. Wijse moeder, wijse vrouwe, vroede vrouwe, bij Kil. Al wie een regt gebruik van zijne meerdere of mindere kennis maakt: de onkundigste is de wijste van de drie. Bestraft den wijsen ende hij sal u liefhebben. Bijbelv. Ten dienst van Pallas, een veel wijzer Godtheid, staen. Vond. Janne van Avenes, den wisen Grave. M. Stok. Als bijw., in overeenkomst met de voorschriften van het gezonde verstand, en met iemands ware belangen: gij behoordet wijzer te handelen. Maer wenschte alleen dat ge u in 't eischen wijzer droeght. Vond. De wijste zijn, is dikwijls, de inschikkelijkste: wees gij dan de wijste! Niet wijzer zijn, is, niet beter weten: neem het mij niet kwalijk, ik ben niet wijzer. Iets wijs worden, is, hetzelve vernemen: hij zal het welhaast wijs worden. Iemand iets wijs maken, is, eigenlijk, hem hetzelve doen vernemen; in het hedendaagsche gebruik, hem eene onwaarheid op de mouw spelden. Als z.n., m., is wijze een verstandig, en welbedreven, of naar de voorschriften van het gezond verstand handelend, man: het herte eenes wijsen sal tijt ende wijse weten. Bijbelv. Der wijzen levensend, der dwaazen dood. L.D.S.P. Van hier wijsdom, wijsheid, wijsselijk, wijzeling, wijzen, enz. Zamenstell.: wijsbol, wijsgeer, enz. - wijshoofd, wijsneus, wijssot, Kil. - wijzeman, Hooft, enz. Letterwijs, naaldewijs, neuswijs, waanwijs, enz.

Wijs, hoogd. weise, Isid. uuise, Ottfrid. uuiza, neders. witt, wies, eng. wise, zweed. vis, komt van weten, hoogd. wissen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken