Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Wind]

WIND, z.n., m., des winds, of van den wind; meerv. winden. Verkleinw. windje. Eene min of meer sterke beweging van de lucht naar den eenen of anderen kant: de wint van tegens over 't Zuiden. Hooft. Lang door storm en wind gesold wierd en gedreven. Huijdecop. Tot dat een wind haar wegrukt uit onz' oogen. L.D.S.P. Figuurlijk: de wind van winst riekt zoet, 't zij van wat oord hij waeit. D. Deck. Hiertoe behooren de spreekwijzen: den wind van voren krijgen, duchtige tegenspraak vinden. De huik naar den wind hangen. Zie huik. Met alle winden waaijen, wispelturig zijn. Bij den wind zeilen, is, den wind van voren langs het zeil doen schampen. Voor den wind zeilen, is den wind vlak achter zich hebben. Voor den wind hebben, krijgen, enz. is zulken wind, als waarmede men voor den wind zeilt: en geef mijn dichtgeest voor den windt. Hoogvl. Aan zulken wind geeft men de benamingen van eenen, of zulken en zulken, voor den wind: wacht een voor de wind, om voort in zee te steken. Antonid. Met een Noordelijke voor de windt. Brandt. Een stijve, slappe, enz. voor de wind. Het gaat iemand voor den wind, als het hem, evenveel hoe, voorspoedig gaat. Een schip loopt door den wind, als het zich zoo beweegt, dat het den wind aan stuurboord krijgt, dien het voorheen aan bakboord had. Onder den wind van een schip zijn, is, hetzelve tusschen zich en den wind hebben. Boven wind zijn, is aan de windzijde van een ander schip, en, overdragtelijk, voorspoedig zijn. Zijnen vijand den wind afwinnen, is, zich tusschen hem en den wind plaatsen, op dat de buskruidrook hem belemmere. De wind steekt op, beteekent, dat hij zich verheft, in tegenoverstel-

[pagina 207]
[p. 207]

ling van de wind gaat liggen, hij vermindert zijn geblaas. Wind vangen, is, den wind op zijnen weg tegenhouden en zelf daardoor getroffen worden: die toestel op uwen schoorsteen vangt te veel wind. Nopens kaf, enz. bezigt men de uitdrukking van: voor den wind wegstuiven, in den wind strooijen, in den wind slaan, in de lucht doen vervliegen. Iemands woorden in den wind slaan is, die nutteloos verloren laten gaan. Aan den wind gaan, is, bij Halma, optrekken, rinkelrooijen. Windmaken, ongepaste beweging maken. Het hoofd vol winds hebben, een ijdeltuit zijn. Het is maar wind, nietsbeduidend gezwets. Wind des daags is avondkoelte, in: wandelende in den hof, aen den wint des daeghs. Bijbelv. In: men kan van den wind niet leven, heeft wind de beteekenis van lucht over het algemeen, even als in: omhelsde niet dan wint en dunne en ijdle locht. Vond. Ook beteekent het beslotene darmlucht: dat bier veroorzaakt winden. De winden plagen mij. Winden lozen. Eindelijk was wind, even als in het hoogd., oulings ook nog een windhond, anders hazewind en hazewindhond. Van hier windachtig, winderig, windig. Zamenstell.: windbier, windbreken, windbreuk, windbui, windbuidel, windbus, winddroog, windei, windgat, een gat in het ijs, - windgod, windhandel, windhond, windkant, windkolijk, windmaker, windmolen, windmout, windnegotie, windoven, windpok, windpomp, windroer, windroos, windscherm, windschut, windstil, windstilte, windstreek, windvaan, windvang, windverwekkend, windvlaag, windwaarts, windwering, windwijzer, windzak, windzeil, windzijde, windzucht, enz. Avondwind, bakstagwind, draaiwind, dwarlwind, hoofdwind, landwind, noordewind, oostewind, passaatwind, regenwind, rukwind, stormwind, tegenwind, voorwind, warlwind, wervelwind, westewind, zeewind, zijdewind, zuidewind, zuidoostewind, zuidwestewind, enz.

Wind, hoogd., eng., Kero, Ulphil., enz. wind, vries. wien, fr. vent, sp., ital. vento, lat. ventus, schijnt van het oudduitsch wehend, deelw. van wehen, waaijen, af te stammen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken