Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zaaijen]

ZAAIJEN, bedr. en onz. w., gelijkvl. Ik zaaide, heb gezaaid. Bedr., derwijze uitstrooijen, als men het zaad gemeenlijk doet, dat men aan den grond toevertrouwt: ick salse onder de volcken zaeijen. Bijbelv. Dun gezaaid, is, als het ware, schaars gestrooid. Hij zaait niet veel goeds, hij verspreidt geene goede begrippen onder zijne evenmenschen. Bijzonderlijk, van eigenlijk zaad: gelijck een hof 't gene in hem gezaeijt is doet uijtspruijten. Bijbelv. En hoe hij zaet moet zaeien. Vond. Ook wordt men gezegd datgene te zaaijen, waarvan men het zaad in de aarde werpt: aardbeziën zaaijen. Zaai terwijl vlas en ceres mankop. Vond. En oneigenlijk, dat gene, tot welks voortkoming men aanleiding geeft: die onrecht zaeijt, sal moeijte maeijen. Bijbelv. - Onz., is zaaijen zaad in de aarde werpen: voor Jupijns tijt wisten de huislieden van zaeien

[pagina 273]
[p. 273]

noch maeien. Vond. Hij, die bedrukt met tranen zaait. L.D.S.P. So moet ick zaeijen, maar een ander eten. Als z.n., onz.: onder het zaaijen. Zaeiens en maeiens tijt. Vond. Het Deelw. gezaaide wordt ook als z.n., onz., gebruikt. Voorts komt van hier gezaai, zaad, zaaibaar, zaaijer, zaaijing, zaailing, zaaisel. Zamenstell.: zaaigoed, zaaikoren, zaailand, zaaimaand, zaaitijd, zaaiweder, zaaizak, enz. Bezaaijen, bijeenzaaijen, dooreenzaaijen, herzaaijen, toezaaijen, verzaaijen, voortzaaijen, wegzaaijen, enz.

Zaaijen, Kil. saeijen, saeden, vries. sjudje, boh. sijti, zweed. sada en sä, hoogd. säen, neders. ook säen, saden en saien, Notk. sahen, Tatian sauuen, angels. sawan, eng. sow, Ulphil. sajan, pool. sieie, oud lat. sao, en seo, waarvan sevi, en seia, de godin van het zaaijen, heeft een geluid, dat eigenaardig met zijne beteekenis strookt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken