Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zegel]

ZEGEL, z.n., o., des zegels, of van het zegel; meerv. zegels. Een teeken, dat ter bekrachtiging van iets daarop gedrukt, of daaraan gehangen wordt, of door middel waarvan iets derwijze gesloten wordt, dat een ander het niet ongemerkt kan openen: verzegelt met seven zegelen. Bijbelv. De oostersche vorsten drukken een of ander zegel met inkt op hunne besluiten, in plaats van dezelve te onderteekenen. Zijn zegel ergens aan hangen, of steken, is, overdragtelijk, van zijnen kant daaraan kracht bijzetten; een drift van God inwendig steeckt het zegel aen 't werk. Vond.; bij wien dit woord elders mannelijk is: wie dezen zegel breekt; zoo ook in: duijsentmael bijnae kust u den zeghel zoet. C. v. Ghist; en in: het bundel flitsen gegraveert in hunnen zegel. Hooft. Ook hier vindt men intusschen elders weder: het zegel te voorschijn gebracht. En op deze plaats, en de naastvoorgaande, is zegel het werktuig, waarin het voorgemelde teeken gegriffeld is, even als in: het zegel nat gedoopt in traenen. Vond. Gelijck men de segelen graveert. Bijbelv. Al, wat tot bekrachtiging van iets dient: het segel mijnes Apostelschaps zijt ghijlieden. Bijbelv. Het klein zegel, of enkel zegel, is een merk van het geld, dat men voor papier betaalt, waarop verschillende dingen geschreven moeten worden: van welk jaar is dat zegel? Het papier, waarop zulk een merk geslagen is: draag zorg, om dat zegel niet te verschrijven! Het geld, dat door het merk wordt aangeduid: de belasting van het klein zegel. Van hier zegelen, enz. Zamenstell.: zegelbewaarder, zegeldoosje, zegelgeld, zegelklopper, zegellast, zegelleem. Bijbelv. Zegelmerk, zegelpers, zegelring, zegelsnijder, zegelwas, enz. staatszegel, stadszegel, enz.

[pagina 331]
[p. 331]

Segel, neders. segel, eng. seal, sp. sello, ital. sigillo, angels., oudopperd. sigel, hoogd. siegel, zweed. sigill, komt van het lat. sigillum, het verkleinw. van signum, een teeken, merk, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken