Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zode]

ZODE, zood, zoô, z.n., vr., der, of van de zode; meerv. zoden. Verkleinw. zoodje. Eigenlijk, koking, van zieden, zood, gezoden, koken: het water is aan de zoô. Van hier ook, dat het onaangenaam gevoel van hitte en scherpheid omtrent de kolk der maag, het welk somtijds van walging en braking vergezeld is, zode genoemd wordt: wanneer zij bier of andere gegiste dranken gebruikt, krijgt zij de zode, of zoô. Verder, zoo veel, als men in eens kookt, of, als geschikt is, om gekookt te worden: eene zode visch. Eene zode peulen, erwten, enz. Gij moet mij eene goede zoô geven. Drie baarzen zijn eene hengelaars zoô. Een kooksel: gheef mi van dezer roder sode. Bijb. 1477. Eindelijk beteekent zode een met eene spade afgestoken stuk grasland: zoden afspitten. Eenen dijk met zoden beleggen. Het groene zoodje. Brengt hier een groene zode. Vond.

[pagina 391]
[p. 391]

Hij bouwde eenen altaar, het zij van steenen, of van aarde en zoden, enz. J.H. van der Palm. - Spreekw.: dat brengt geen zoden aan den dijk, dat brengt niet veel voordeel aan. Ten Kate twijfelt, of dit woord, ook in de laatste beteekenis, tot zieden, koken, of tot zaaijen behoore. Anderen brengen het tot het gr. ζωος, vivus, virens, groen. Oul. werd zode, bij Kil. sode, soede, soeuwe, hoogd. sod, angels. seath, vries. sohde, ook voor eene gegraven bron, wijders voor eenen sekreetput, genomen; waarschijnlijk ook van het zieden, of ruischen, van het bronwater, en van het gisten der sekreetputten ontleend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken