Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zool]

ZOOL, z.n., vr., der, of van de zool; meerv. zolen. Verkleinw. zooltje. Eigenlijk, de onderste vlakte van den voet, waarop men gaat; waarom datgeen, hetwelk deze vlakte bedekt, ook zool genoemd wordt: de zool van eene kous, de zool van eenen schoen, anders schoenzool, welke gemeenlijk van dik sterk leder ge-

[pagina 410]
[p. 410]

maakt is: een paar halve zolen. In den verheven en dichterlijken stijl wordt het voor het plat van den voet en den voet zelven gebezigd: de zool geen aarde schijnt te roeren. Vond. Als hij de zool over den drempel zette. Hooft. Dezelve zegt ook: hebbende 't hard onder de zoolen, d.i., het harde, het vaste land. Het hart onder de zolen hebben, zegt Huijdec., is geenen moed hebben, dan om te loopen, en te vlugten. Het dunne hoornachtige gedeelte aan den hoef van een paard, tusschen het onderste dikke gedeelte, hetwelk het hoefijzer draagt, wordt ook zool genoemd: de zool van een paard. Daar de zool het voornaamste eenes schoens is, ja de oudste schoenen alleen uit zolen bestonden, zoo voerden weleer verscheiden soorten van dezelven den naam van zolen. Nog draagt, in de gemeenzame verkeering, zeker plat, en in de gedaante eener schoenzool gevormd gebak, den naam van zool. Van hier het werkw. zolen, in verzolen, enz. Zamenstell.: zoolleer, leer, leder, dat voor schoenzolen gebruikt wordt, zoolriem, - schoenzool, voetzool, enz.; en van zeker gebak: zoolijzer, stroopzool, enz.

Zool, hoogd. sohle; bij Ulphil. is suljan eene pantoffel; in het fr. soulier een schoen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken