Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zuur]

ZUUR, bijv. n. en bijw., zuurder, zuurst. Een woord, hetwelk eene soort van gewaarwording ten aanzien van den smaak uitdrukt, en tegen datgeen, hetwelk zoet is, overstaat. Eigenlijk; zure azijn. Zuur zijn, zuur worden. Zure wijn, zuur bier, zure druiven. Zure melk. Zure appelen. Zure saus. Wanneer iets, dat zuur is, tevens den mond zamentrekt, heet het wrang. Figuurlijk, in eenen hoogen graad bezwaarlijk, vele moeite kostend en veroorzakend: dat is een zure arbeid. Het viel haar zeer zuur. De zoon verspilde in weinig jaren alles, wat de vader, in zijn gansche leven, zoo zuur gewonnen had. Zoet en zuur met elkander deelen. Norsch, stuursch: zuur zien. Een zuur gezigt. Spreekw.: hij ziet zoo zuur, als of hij den azijn gepacht had, d.i. zeer zuur. Door eenen zuren appel bijten, zich het moeijelijke laten welgevallen, om het aangename te verkrijgen.

Ook wordt het als een zelfst. naamwoord van het onzijd. geslacht gebezigd, voor azijn: eenen haas in het zuur leggen. Morellen in het zuur. Wijders, voor in het zuur gelegde vruchten enz. Reik mij het zuur eens aan, dat bij vleesch, als anderzins, gebruikt wordt. Ook voor het zuur in de maag, of de zode: ik heb geweldig het zuur. Het zuur brak mij op; en van hier de spreekwijs: dat zal u zuur opbreken, daar zult gij voor gestraft worden; het gevolg daarvan zal onaangenaam voor u zijn. Van hier zuurachtig, zuurheid, zurigheid, zuurtjes, enz. Zamenstell.: zuurdeeg, zuurdeesem, zuurmuil, zuursmoel, in den gemeenen spreektrant, een stuursch mensch, zuurstel, waarop het zuur, bij den maaltijd, geplaatst is, enz.

[pagina 430]
[p. 430]

Zuur, hoogd. sauer, bij Ottfrid. suar. neders. suur, angels. sur, eng. sour, oudfr. sur, zweed. sur, pers. sciur, pool. surowij, slav. serou. Dit woord is zijne beteekenis waarschijnlijk aan zijnen klank verschuldigd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken