Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zwaaijen]

ZWAAIJEN. onz. en bedr. w., gelijkvl. Ik zwaaide, ben en heb gezwaaid. Onzijd., zich boogswijze bewegen, anders gieren, slingeren. Zoo zwaait de slinger eener klok zestig malen in een minuut, van den eenen naar den anderen kant. Boogswijze bewogen worden: de zwaaijende banier. Vond. Niet regt hoekig zijn: de muur zwaait een weinig; timmermans - en metselaarswoord. Daar het slaan, vooral met de hand, doorgaans eene boogswijze beweging maakt, zoo heeft men van daar de spreekwijs ontleend: er zal slaag zwaaijen; anders enkel: er zal wat zwaaijen. - Bedrijvend, met eenen zwaai bewegen: het vaandel zwaaijen. Den hoed zwaaijen. Als ick mijn sweert sal swaaijen. Bijbelv. Keeren, wenden: eenen wagen zwaaijen. Figuurlijk: den schepter zwaaijen, regeren, heerschen. Van hier zwaaijing. Zamenstell.: zwaaihaak, zie zwei.

[pagina 431]
[p. 431]

Zwaaijen, hoogd. schwingen, neders. swingen, zweed. swinga, angels. swijngan, eng. to swing, to swaij. Het is met zwenken en zwieren ten naauwste verbonden, en drukt de snelle, maar echter eenigermate zachte zwaaijende beweging zeer duidelijk uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken